gordel van afhangende riemen om de lendenen dragen. (Sie haben
solche Riemen um die Lenden hängen). Hier is het nu waarlijk
aangenaam weer en volstrekt niet koud. De zon schijnt op de
berg tussen Jeruzalem en Betanië. Van hier ziet men het zo
klaar241.
Jozef bevindt zich in een grote kamer op de verdieping; zij vragen
naar zijn naam en zoeken deze dan op in lange rollen, die in grote
menigte aan de muren hangen; zij rollen ze open en lezen hem
dan zijn geslachtslijst voor, en ook die van Maria. Hij scheen niet
te weten dat ook zij door Joakim in even rechte lijn van David
afstamt, want hijzelf stamt van een vroegere spruit van David af.
De bediende vroeg hem: “Waar heb je je vrouw gelaten?”
(Voor geslachtslijsten en hun afstamming, zie fasc. 3, nr. 79,
voetnoot 181 en fasc. 1, nr. 11, voetnoot 26).
Het was nu reeds 7 jaar geleden dat de bewoners in dit land door
allerlei wanordelijkheden niet meer regelmatig op schatting waren
gesteld. Deze belasting wordt reeds een paar maanden geïnd.
Wel heeft men in de laatste 7 jaren nu en dan iets betaald, doch
niet ordelijk of systematisch; de mensen moeten nog tweemaal
betalen; daarom blijven velen van hen hier 3 maanden legeren.
Jozef kwam te laat met zijn betaling, maar werd nochtans
vriendelijk behandeld. Hij heeft vandaag nog niet betaald, maar
241 Aanstonds denken wij hier aan de Olijfberg, maar bedoeld zal zijn
-
de Nebi Samwil, de hoogste bergtop in de omstreken van Jeruzalem
(895 m), 8 km ten noordwesten van Jeruzalem, en
-
Beitanan, 12 km ten noordwesten der heilige stad.
-
Men kan ook denken aan Beitoeniya, 17 km ten noordnoordwesten.
‘Schijnt op de berg’ betekent nog niet: ‘gaat onder achter de berg’,
doch indien men het zo verstond, zou het nog juist zijn, zoals het blijkt uit
Recht. 19, 14 en uit een passage bij Mislin (III, 124). Deze zag van op een
plaats in de Libanon, 30 km ten noordoosten van Beyrout, de zon ondergaan
achter het eiland Cyprus.
Uit K.’s gegeven blijkt dat Jozefs huis op een hoog punt stond.
Ook ziet men de Nebi Samwil uit alle richtingen van ver.
Fascikel 4
447
|