Twee km ten zuiden van er‐Rameh treft men Khirbet el‐Koeta aan.
Hier kunnen wij best het eigenlijke dorp Joetta van K. veronderstellen.
Of de naam kan met voorplaatsing van een ‘k’ – zo’n geval is niet enig –
Koeta geworden zijn of K. kan ook de naam onjuist aldus gespeld
hebben. Van Joetta zelf woonde Zakarias een heel eind ver.
Met Joetta bedoelde K. één der omliggende dorpen of wijken rondom
Hebron, die in de H. Schrift (cfr. Jos. 21, 12‐13) dochterdorpen of ‐steden
genoemd worden, omdat ze onder het gebied van een groter stad staan
en er enigszins één mee zijn. Hoewel woonachtig op Joetta’s
grondgebied, behoorde Zakarias hierdoor tot de priesterstad Hebron.
Even ten zuidwesten van Joetta en 1200 m ten noorden van Hebron zien
wij op de kaart de ruïne of Khirbet Namre, nog op een niveau van
ongeveer 970 m. De bodem begint er vlug naar Hebron (937 m) af te
dalen. ‘Namre’ is de Arabische vorm van het Hebreeuwse ‘Mamre’ (in
het Grieks en Latijn Mambre, met tussengevoegde ‘b’).
Zoals meer noordelijk de naam van het gebergte Efraïm (Taiyibeh) aan
een bepaalde plaats van dat gebergte verbonden bleef, zo bleef hier de
naam van het hele gewest verbonden aan een stadje of dorp waarvan
de ruïne de naam Mamre behouden heeft.
Een gans district heette Mamre. De H. Schrift geeft deze naam meer in
‘t bijzonder
1) aan de plaats waar Abraham in een tent onder een reusachtige eik
woonde en waar hem de drie engelen verschenen (Gen. 18, 1)
(zie kaart rechterbovenhoek).
2) Aan de eiken of eikenwoud dat zich vóór en rond het graf van
Abraham bevond in de vallei en op de heuvelhelling (Gen. 23, 17 en
19; 25, 9; zie kaart rechterbenedenhoek).
Fascikel 4
371
|