meende dat de bevalling van Maria in haar huis te Nazareth plaats
zou hebben en dat alle verwanten bij die gelegenheid Maria een
bezoek zouden brengen, voor de geboorte van het Kind der
Belofte alles zo rijk en overvloedig mogelijk in gereedheid
gebracht; hiertoe behoorden vooral prachtige dekens en tapijten.
Ik heb bij de geboorte van Joannes in het huis van Elisabet zulk
een deken gezien (zie fasc. 4, nr. 93). Er waren verscheidene
zinnebeelden en spreuken op gestikt en in het midden was er een
soort omslag op bevestigd (een soort zak). Wanneer de
kraamvrouw zich hierin hulde en daarna de verschillende delen
van het hulsel met de linten en knopen rondom haar geslagen en
vastgemaakt had, was zij als in een scheepje, of als een bakerkind
in zijn windsels, in deze omslag gevat; zij kon hierin tussen
kussens gemakkelijk overeind gezeten zijn, wanneer zij het
bezoek van vriendinnen ontving; deze gingen dan op de rand van
het tapijt om haar zitten.
Zulke voorwerpen werden, benevens een menigte doeken en
windsels voor het Kind zelf, ook hier in Anna’s huis in gereedheid
gebracht. Hier en daar zag ik er gouden zilverdraad in verwerkt.
Niet al deze dekens en voorwerpen waren voor eigen gebruik;
veel ervan was bestemd tot giften voor de armen, die bij
dergelijke blijde gebeurtenissen nooit vergeten werden.
Ik zag nu de H. Maagd met andere H. Vrouwen rondom een grote
kast of koffer op de grond zitten, en met twee staafjes waarop
gekleurde draden gewonden waren, borduren en breien aan zulk
een groot deken, die tussen hen in de (platte) kast open gespreid
lag. Moeder Anna had het zeer druk; zij liep heen en weer om
wol te halen en aan ieder van de naaisters haar werk aan te wijzen.
“De ambachtsman zit op de grond om te werken, de klant staat toe te zien.”
(Godmens 29).
Fascikel 4
415
|