moest voeden; want in Abrahams jeugdgeschiedenis komt ook
een vervolging voor en zijn voedster redde hem ook het leven in
een grot, wat allemaal een voorafbeelding was van feiten bij
Jezus’ geboorte.
Wat ik me daarvan nog herinner is het volgende.
De koning in het land van Abraham droomde – of men deed hem
de voorspelling – dat een kind zou geboren worden, dat een
gevaar voor hem betekende. De koning trof daartegen
voorzorgsmaatregelen; doch Abrahams moeder wist haar
zwangerschap verborgen te houden en zij bracht haar kind
heimelijk ter wereld in een grot.
Maraha, de voedster, zoogde hem ook in het geheim; zij leefde als
een slavin van haar arbeid in de wildernis nabij een grot, waarin
zij het kindje Abraham voedde. De ouders namen het later bij
zich terug, en, daar hij door zijn buitengewone grootte, ouder
scheen dan hij was, hield men hem voor een kind dat geboren was
vóór die profetie. In later jaren geraakte hij als knaap, wegens
sommige wonderbare uitlatingen, toch nog in gevaar en zijn
voedster vluchtte met hem weer in een schuilhoek. Ik zag hoe zij
zich met de knaap, die zij onder haar mantel op het lichaam
gebonden had, heimelijk uit de voeten maakte. Het gevaar was
dreigend, want vele kinderen van zijn leeftijd werden toen
gedood.
De grot van Maraha was vanaf Abrahams tijd een plaats van
godsvrucht, voornamelijk voor moeders en voedsters. Dit had
weer en voorafbeeldende betekenis, want in Abrahams voedster,
die een voorafbeeldende figuur was, vereerde men bij voorbaat de
heilige Maagd, juist zoals Elias haar in een regenbrengende wolk
zag en tot haar eer een oord van gebed op de Karmel in het
bestaan riep.
Maraha heeft door haar melk tot de komst van de Messias
bijgedragen, aangezien zij de stamvader van de H. Maagd heeft
gevoed.
Fascikel 4
470
|