bevond zich in een kleine heuvel. Deze behoort geografisch bij de
westelijke heuvel waartoe het oude Bethlehem zich beperkte. Tussen
beide liep een klein ondiep valleitje, dat door de waterleiding gevolgd
werd. Na de ontwikkeling van een nieuwe wijk rondom de basiliek
strekte Bethlehem zich over beide heuvels en het valleitje uit. Meer naar
het oosten, een 300‐tal meters verder, begint de bodem snel naar het
herdersgewest af te dalen.
Eer wij de eigenlijke beschrijving beginnen, moet worden opgemerkt dat
met de bouw van de basiliek in de 4e eeuw, en zelfs eerder door de
herders zelf, enige verandering aan de grot aangebracht werd, maar de
identiteit is ontegensprekelijk.
Vooreerst is het rotsgewelf vervangen door een sterk halfbogig stenen
gewelf, dat een deel van de basiliek te schragen kreeg. Ook de bodem
onderging verandering: hij werd geëffend om een vlakke vloer te
bekomen. De zogenaamde ‘gang’ werd ‘misschien’ even verbreed,
zodat de achteruitsprongen in de noorderwand kleiner werden. Ook zijn
nu de wanden van binnen met marmerplaten bekleed en met amianten
tapijten behangen, zodat eventueel een oude opening dicht en
onmerkbaar gemaakt kan zijn. Onderzoekingen op dit punt zijn
onmogelijk, door de rivaliteit tussen katholieken en Grieken.
(Amiant = draad of vezelsteen, welke zich laat spinnen en door vuur
niet verteert. Wanneer de steen zwaar is en harde, onbuigzame
draden heeft, dan wordt die asbest genoemd.)
De oude westelijke ingang werd gestopt en vervangen door twee
trappen aan weerszijden van de geboorteplek; ze komen boven uit in de
zijbeuken van de basiliek aan beide kanten van het priesterkoor. Waar
nu de noordelijke trap is, was toen een hok waar Jozef zijn ezel zette en
waarschijnlijk ook een uitgang, waarlangs men op de heuvel kwam.
(cfr. Kopp, Die heiligen Stätten, blz. 40, + nota 106).
Binnen is de oorspronkelijke rots nog zichtbaar in het bovengedeelte
van de nis, boven de plek van Jezus’ geboorte. Deze nis, waarmee de
grot aan de oostkant eindigt, is 3 m breed, maar nu bijna 1 m versmald
door een ingemetselde muur, die het altaar omvat. Na deze aanduiding
van de veranderingen, beschrijven wij de grot nader.
Op de toegevoegde illustratie kan men alles volgen en nauwkeurig
nagaan.
Fascikel 4
454
|