meer kon, daaraan toevoegend dat hij geen kosteloos nachtverblijf
verlangde, gaf die hardvochtige man misnoegd ten antwoord dat
zijn huis geen herberg was; hij wilde dan ook met rust gelaten
worden; het kloppen moest ophouden en de kloppende moest zijn
gang gaan. De onverbiddelijke man opende niet eens en riep deze
liefdeloze woorden verstaanbaar door de gesloten deur.
Zo trokken Maria en Jozef nu nog een eind verder en namen hun
intrek in een schuur, waarbij zij de ezelin vonden stilstaan.
Jozef ontstak licht en maakte voor de H. Maagd een legerstede
gereed, waarbij hij geholpen werd door haar. Hij bracht er ook de
ezel binnen, die er stro en voeder vond. Zij baden hierop,
gebruikten dan een kleine collatie en sliepen enige uren.
De afstand tussen dit en hun vorig verblijf in de herberg kan
ongeveer 6 uren gaans bedragen. Zij zijn nu reeds wel 26 uren
van Nazareth verwijderd, maar nog 10 uren van Jeruzalem af; zij
hebben tot nog toe geen grote, openbare wegen gevolgd, maar wel
hebben zij meerdere handelswegen gekruist, die van de Jordaan
naar Samaria leiden en op de heerwegen uitkomen, die Syrië met
Egypte verbinden. De zijwegen die zij volgden waren eng, en
vooral in het gebergte niet zelden zo smal, dat reeds een mens
geoefend moest zijn om zonder struikelen daarop vooruit te
komen. De ezels echter zijn in hoge mate zeker van hun stap en
gaan erop vooruit met vaste tred232. Deze schuur hier lag op effen
grond.
232 Het huis dat zij hier bereiken, is te lokaliseren vooraan in de
Jordaanvallei. Zij zijn van de middelste bergvlakte afgedaald langs smalle,
steile paden en diepe ravijnen die het kenmerk zijn van die hellingen.
In fasc. 18, nr. 786 spreekt Katarina van de smalle paden, die van de
hoogvlakte langs de berghelling over Akrabis naar de Jordaanvallei afdalen:
“De weg van Akrabis naar Jericho is zeer eng en rotsachtig; beladen
lastdieren kunnen er moeilijk door.” Dit is nochtans een veel gebruikte weg,
zodat het voor de hand ligt dat de paden elders nog moeilijker zijn.
Zo lezen wij bij Delancker: “Wij bestijgen weer onze rijdieren en volgen een
halsbrekend pad, waar geen twee mensen naast mekaar kunnen gaan.
Links is een rotswand en rechts een afgrond van 50 m diep; een misstap van
Fascikel 4
434
|