2044.
Vóór het allerheiligste Sacrament brandde een kandelaar, doch
slechts op één van zijn armen was de lamp ontstoken. Hieraan nu
maakten zij de offerlamp aan, die in het midden van de zaal hing,
brachten de tafel van het Avondmaal uit het Allerheiligste in de
middenzaal en plaatsten het H. Sacrament onder zijn lederen stolp
of kap op de tafel en doofden dan de lamp in het Allerheiligste uit.
Nu traden de andere apostelen, onder wie ook Tomas, de zaal
binnen en namen plaats rond de tafel. Van het door Jezus
geconsacreerde brood, het allerheiligste Sacrament van zijn
lichaam, lag nog veel op de kleine schotel of pateen die op de kelk
stond (fasc. 29, nr. 1752) en die bedekt was met een metalen klok
of deksel (gewelfd deksel). Boven had dit deksel een knop. Over
het geheel hing een witte doek, een kleedje (of soort velum).
2045.
De kelk stond op een plat voetstuk of vlak, waaruit Petrus een
schuifje of plankje trok. Dit bedekte hij met een witte doek en
plaatste er de pateen op met het allerheiligste Sacrament. Andreas
en Joannes stonden biddend achter hem. Petrus en Joannes
nuttigden gebogen het H. Sacrament. Dan liet Petrus de schotel
rondgaan en ieder gaf zichzelf het H. Sacrament. In de kelk was
niet meer zodanig veel van de door Jezus geconsacreerde wijn (of
heilig bloed) over, maar zij goten er een weinig wijn en water bij
en dronken daarvan. Vervolgens zongen zij psalmen en deden
nog andere gebeden en bedekten dan weer de kelk en zijn
toerusting met zijn kap en droegen hem, zoals ook de tafel, op zijn
gewone plaats terug.
Dit was de eerste goddelijke dienst, die ik de 11 apostelen in de
morgen van deze dag zag vieren. Tomas ging heden met de
leerling uit de omstreken van Samaria naar een kleine aldaar
gelegen stad.
Fascikel 33
756
|