Verschijning van de Emmaüsgangers (Lk. 24, 13-
35). – Iets over Lukas.
2046.
Ik zag Lukas, die zich pas kortelings bij de leerlingen aangesloten,
doch reeds vroeger de Joannesdoop ontvangen had, de zondag
tegenwoordig bij het liefdemaal en bij de onderrichtingen over het
H. Sacrament, die Mattias ‘s avonds te Betanië in het huis van
Lazarus gaf. Ik zag hem na dit onderricht, het hart vol kommer en
twijfel, naar Jeruzalem gaan. Hij trad daar in het huis van Joannes
Markus en overnachtte er. Hij was voornemens de volgende dag
naar Emmaüs te gaan.
Hier, in het huis van Joannes Markus waren nog verscheidene
leerlingen verzameld, onder wie ook Kleofas was, een kleinzoon
van de broeder van Kleofas, de vader van Maria van Kleofas (zie
fasc. 7, nr. 197, voetnoot 417). Deze was tegenwoordig geweest
bij het onderricht en het liefdemaal in het Cenakel.
De leerlingen onderhielden zich over de Verrijzenis van Jezus en
twijfelden, doch vooral Lukas en Kleofas waren besluiteloos en
wankelden in hun geloof: het scheen hun allemaal niet
aanneembaar. Daar de hogepriester bovendien het verbod bekend
gemaakt had, aan de leerlingen van Jezus zowel onderdak als
mondbehoeften te verschaffen, besloten beiden naar Emmaüs te
gaan; het waren immers intieme vrienden. Zij verlieten dus de
verzameling en de ene ging de weg op rechts van het huis van
Joannes Markus om de noordkant van Jeruzalem, en de tweede
trok aan de andere zijde om de stad, als vreesden zij bij mekaar
gezien te worden. De eerste volgde een weg geheel buiten de
stad, de tweede een weg tussen muren, die hem door een poort uit
de stad bracht; zij kwamen weer samen op een heuvel buiten de
poort213.
213 Het ligt voor de hand dat de heuvel voorbij de stad waar de 2 vrienden
zich weer bij elkander voegden, de heuvel Mamilla was, waar de vijver van
dezelfde naam gelegen is, 600 m ten westen van de Jaffapoort.
Fascikel 33
757
|