Vier grafmonumenten zijn beroemd en trekken de aandacht van alle
pelgrims. Het zijn: dat van
- Absalom,
- Josafat,
- Jakobus en
- Zakarias;
ze zijn gelegen aan de voet van de berg, in de Kedronvallei, tegenover
de zuidelijke helft van het Tempelplein en bij de Kedronbrug.
Het graf van Absalom, het noordelijkste van de vier, bestaat uit één
kubieke rotsblok met zijden van 6,80 m; het is rondom van de rots
gescheiden en vrijgehouwen. Boven heeft het een vreemde gemetselde
bekroning die met een ronde, piramidevormige spits eindigt; deze
bekroning brengt de totale hoogte van het monument op 16 m. Vier
pilastertjes versieren iedere buitenwand (op het kaartje cijfer 1).
Het graf van Josafat ligt erachter en slechts door een gang van 3 m
breed ervan gescheiden; het is in de rotswand van de berg uitgehouwen
en bestaat uit 4 grafruimten; een ingang met een fijn en prachtig
gebeeldhouwd fronton leidt erbinnen, maar thans zijn ingang en fronton
verdwenen achter nieuwe Joodse grafmonumenten (1a).
Vijftig meter ten zuiden van beide graven is in een hoge rotswand een
vestibule van 6 m breed en 3 m diep. In de achterwand van de vestibule
geeft een deur toegang tot een complex van grafkamers dat ietwat
meer ingewikkeld is dan het graf van Josafat.
De traditie bestaat dat zich hier tijdens Jezus’ lijdensuren de apostel
Jakobus kwam verschuilen; zelfs zou hij hier een verschijning gehad
hebben van de verrezen Heiland (2).
Een tiental stappen ten zuiden van dit laatste graf treft men een ander
kubiek monument aan met zijden van 5,30 m. Gelijk het graf van
Absalom is het rondom door wegkapping van de rotsmassa gescheiden;
het gebouwtje is bekroond met een vierhoekige piramide. Dit is het
zogenaamde graf van Zakarias (3).
Vierhonderd meter ten oosten van dit laatste grafmonument, hoger op
de berg en 300 m ten zuidzuidwesten van de Hemelvaartplaats is er
een eigenaardige grafspelonk die bekend staat onder de naam: ‘Graven
Fascikel 33
893
|