verloren hadden, en welk een geluk het bij deze val
geweest was dat HIJ hun tot Verlosser gegeven werd.
Ik zag dat die zielen wel vurig naar de Verlossing verzucht
hadden, maar dat zij onwetend waren gebleven nopens de wijze
waarop ze verwezenlijkt moest worden, zoals ook de mensen op
aarde dit geweest waren. Ik zag dat Jezus hen op zijn
rondwandeling onderrichtte op een wijze die,
overeenkomstig hun toestand, hun het nuttigst en het
meest aangepast was, zoals Hij dit ook in zijn leven
met de mensen gedaan had.
Ik vernam hierbij nogmaals dat de mens geschapen werd om
de ledige plaatsen in de engelenkoren aan te vullen en in te
nemen. Zonder de val in de zonde zou de mens zich maar
zolang vermenigvuldigd hebben tot dit getal aangevuld was en
dan zou de schepping voltooid zijn geweest.
Maar door de zondeval ontstond in de menselijke
voortplanting een beginsel van verdeeldheid en van dwaze,
eigenzinnige (zondige) versplintering (verspilling).
De voortplanting ging met onreinheid, duisternis en
verblinding gepaard. Daarom is de doodstraf een
noodzakelijk gevolg en een weldaad geweest.
Wat men van het einde der wereld ook zegge, dit is in elk
geval zeker dat ze niet eerder zal vergaan, dan nadat alle
tarwe uit het kaf zal verzameld en alle ledige plaatsen van de
gevallen engelen daarmee weer aangevuld zullen zijn.
Ik zag Jezus met zijn zielen op grote slagvelden en ik
zag Hem hun alles verklaren, waardoor zij nu
uiteindelijk tot de zaligheid gebracht waren.
En terwijl Hij hun dit verklaarde, zag ik de taferelen van de
veldslagen en ook al het overige plaatshebben, als gebeurde het
nu. Ik geloof dat ook de zielen alles zo zagen.
Fascikel 33
826
|