stap ver in de middenzaal). Petrus en Joannes traden hen
tegemoet en in de nabijheid van de deur stonden bij hen nog
ongeveer 5 personen, die met hen spraken. De overigen liepen
ondertussen ook al sprekend in de zaal door elkaar.
De derde vrouw buiten de H. Maagd en Magdalena bleef in de
voorzaal; zij was geheel in haar kleren gehuld en zeer groot, ja,
nog groter dan Magdalena (die nochtans fors van gestalte was;
cfr. fasc, 19, nr. 855). Het was dezelfde die naar Betanië kwam,
als Lazarus gestorven was en die aan zijn zusters Jezus’ aankomst
meldde (cfr. fasc. 27, nr. 1481: Maria Zebedeï). De voorzaal was
naar de kant van de binnenzaal geopend en zo ook een deel van de
zijgangen of -zalen. De buitendeuren die op het voorhof
uitkwamen en ook die van het binnenhof zelf waren gesloten. In
de zijzalen bevonden zich zeer vele leerlingen.
Zodra Maria en Magdalena in de zaal (middenzaal) waren, sloten
zij de deuren en rangschikten zij zich aanstonds voor het gebed.
De beide H. Vrouwen bleven eerbiedig aan beide zijden van de
deur staan met de armen gekruist op de borst.
Ik zag nu de apostelen opnieuw eerst vóór het Allerheiligste
geknield een stil gebed, en daarna onder de lamp, staande, het
koorgebed verrichten, waarbij zij psalmen zongen. Petrus stond
vóór de lamp, met het aangezicht naar het Allerheiligste gekeerd;
Joannes en de andere apostel (Jakobus de Mindere) aan zijn
zijden; dan aan beide zijden van de lamp de overige apostelen.
De zijde naar de kant van het Allerheiligste was door niemand
ingenomen. Petrus tussen de beide andere priesterlijk schoon
gekleden stond met de rug naar de deur, zodat achter hen de beide
vrouwen stonden, doch op een aanzienlijke afstand.
Fascikel 33
800
|