breed en van deze gordel hingen ter linker- en ter rechterzijde tot
op de knieën 2 repen van dezelfde breedte neer; onderaan
eindigden deze in 2 punten (tanden; of waren daar in tweeën
gespleten). Van achteren was deze gordel in een lichte strik
geknoopt en de beide einden ervan daalden vervolgens over
elkaar gekruist lager neer dan de stroken van voren.
2051.
Al deze delen en de gordel zelf waren zwart en stonden vol grote
witte lettertekens. De mouwen van deze klederen waren zeer
wijd; de ene scheen wijder dan de andere en diende tot zak; zij
staken daar alles in, ja, ook de gebedsrollen. Aan de ene arm
boven de elleboog droegen zij ook een tamelijk brede gesloten
band, waarvan weer 2 repen neerhingen, die met kwasten
eindigden. Ook deze armstroken waren, zoals de gordel, zwart en
vol witte letters.
Om de hals hadden zij een band, van achteren smal als een stool,
op de schouders verbredend en midden op de borst met een
hartvormig schild kruisgewijs samen gehecht. Dit schild was wit
als metaal; het had in het midden iets dat op knoppen of op een
figuur geleek; ik weet niet of dit een zinnebeeldige betekenis had
of gewoonweg een sluitschild was.
De beide anderen buiten Petrus, waren op dezelfde manier
gekleed, maar hadden hun stool onder de arm gekruist en korter
kwasten aan hun gordel. Gedurende het gebed legden zij allen de
handen gekruist op de borst en stonden om de lamp in een kring.
2052.
De apostelen vormden de middenste of binnenste kring en Petrus,
tussen de 2 andere priesterlijk gekleden, stond met de rug naar de
gesloten deur. Achter hem stonden er ten hoogste een paar; elders
stonden zij in een driedubbele kring, die nochtans naar de kant
van het Allerheiligste niet gesloten was. In de voorzaal, die naar
de kant van de middenzaal geopend was (tussen zuilen), bevonden
Fascikel 33
772
|