Hemelvaart; ze kreeg de naam ‘plaats van het onderricht’; ze was ook
door een grot gekenmerkt en zonder twijfel was het dezelfde plaats
waar Jezus zich, volgens K.E., dikwijls terugtrok voor het gebed in een
grot die te onderscheiden is van de grot van Getsemane en hoger op de
berg en veel dichter bij Betanië gelegen was dan deze.
Van Betanië uit kwam Jezus er herhaaldelijk bidden, omdat het, bij
gebrek aan tijd, naar de andere grot te ver zou geweest zijn. Deze plaats
met de grot kwam dan ook het eerst in aanmerking voor de bouw van
een heiligdom op de Olijfberg. Het werd opgetrokken door de zorgen
van de heilige keizerin Helena in 326.
Dit monument moest tezelfdertijd herinneren aan Jezus’ Hemelvaart en
daar dit ook een hele tijd het enige heiligdom op de Olijfberg was, werd
het tevens aangeduid met de naam van de berg en ‘ELEONA’ genoemd.
(Het Griekse woord ‘Elaia’ = ‘olijfboom’. Op de berg heet thans nog
een plaats ‘Heloeëh’).
Over de opgraving van de Eleona‐kerk kan men nazien Suppl. D.B.
Ascension (Eglise de l’) en een uitvoerig artikel in Ami du clergé, nr. 10, 5
mars 1970.
2) De plaats van de Hemelvaart.
De plaats van de Hemelvaart bleef dus voorlopig zonder monument,
zoals de Pelgrim van Bordeaux het in 333 vaststelde. Pas een halve
eeuw later trad de belangstelling voor de plaats van de Hemelvaart op
de voorgrond. Omstreeks 370 belastte zich een Romeinse edeldame
met name Poemenia uit eigen beweging met de opbouw van dit tweede
heiligdom.
Ten onrechte hebben sommige latere pelgrims dit nieuwe heiligdom aan
de H. Helena toegekend. Het verhief zich op de kleine heuvel die het
hoogste punt van de Olijfberg vormt en oprijst aan de noordkant van de
weg naar Betanië. Daarom zegt de H. Lukas aan het slot van zijn
Evangelie, 24, 50 :
“Toen leidde Jezus hen (zijn leerlingen) naar
Betanië.” (d.i. Hij volgde de weg die leidt naar
Fascikel 33
896
|