- een inwendige aanwijzing, welke ik nu niet meer duidelijk
onder woorden kan brengen, zegden mij dat
de lijdende Kerk, de zielen in het louteringsoord hier, en
meer bepaald in deze symbolische maaltijd bij de
strijdende Kerk ingelijfd en aan Petrus’ gezag
onderworpen zijn geworden.
Ik kan niet zeggen ‘hoe’, maar ik kreeg in mijn gezicht deze
overtuiging. Daarom ook besloot Jezus zijn verschijning met de
voorzegging van Petrus’ dood en van Joannes’ toekomst.
Jezus trok nu met de zielen van de oudvaders door
het gewest, waar Hij de duivelen in de zwijnen
gedreven had (fasc. 20, nr. 937) en verloste daar nog
verscheidene zielen, die er in sombere, akelige en woeste
plaatsen vertoefden en die, volgens het oordeel dat God over hen
geveld had, hier hun verlossing moesten verbeiden (= verwachten).
Immers, te allen tijde waren hier vele bezeten en toch onschuldige
mensen vermoord geworden.
De vissen werden door de knechten van de visser van Tiberias,
die meegekomen waren, in de schepen geworpen en meegevoerd.
Toen ik de zielen van de oudvaders bij het vuur zag, had ik het
gevoel dat zij aan de toebereiding van de maaltijd meewerkten of
een deel van die toebereiding verrichtten, doch ik kan niet bepaald
zeggen welk deel zij daaraan namen. Toen Jezus naar het Meer
ging, was het gerecht reeds klaar. (Het volgende tot het einde van
de paragraaf staat in het oorspronkelijke werk een bladzijde
verder, nl. na nr. 2088.)
De visser van Tiberias was van het getal dergenen die niet trouw
bleven en zich weer van de leerlingen afscheidden, en dit naar
aanleiding van de strenge prediking van Jezus (en Petrus) op de
berg bij Tebez. (Straks wordt dit verhaald in de nrs. 2092 tot
2094). Zijn zonen echter bleven erbij. Ik heb hun namen dikwijls
geweten en ze weer vergeten.
Enige dagen later vertelde de zienster in extatische toestand:
Fascikel 33
822
|