Ik heb zijn naam dikwijls geschreven gezien en ook onthouden.
(cfr. blz. 214, 1e alinea van nr. 2057)
Nu spelt zij, noteert Brentano, onzeker meermalen: MAM, MAMIO;
vroeger noemde zij hem eens OBED (nl. in fasc. 28, nr. 1670).
Wellicht heeft hij later de naam Mamio bekomen, zoals vele
leerlingen (bij hun doopsel) andere namen ontvingen. Mogelijk nam
hij ook een andere naam aan veiligheidshalve tegen de vervolging.
Katarina beweerde ook een wonder van Mamio te hebben gezien.
Later nl. verscheen hij eens aan een bekeerde zondares bij haar
dood, daar deze van de H. Ambrosius een gebeente van Mamio
gekregen had. De zuster had dit aanschouwd in een visioen op het
leven van de H. Ambrosius, wiens feest op deze dag gevierd wordt
(althans vroeger).
Tot hier de bemerking van Brentano.
Toen Tomas in het huis van de vader van Silvanus bij de
apostelen kwam, zag ik dat dezen hem vertelden dat de Heer in
hun midden verschenen was, maar hij maakte met de handen een
ontkennend gebaar en verklaarde dat hij het niet zou geloven,
zolang hij niet met eigen handen zijn wonden had aangeraakt. En
toen zij buiten de stad bij de leerlingen kwamen en ook dezen de
verschijning van de Heer plechtig bevestigden, weigerde hij
nogmaals, een ontkennend teken makend, te geloven.
2061.
Tomas had zich na Christus’ dood een weinig van de Gemeente
afgezonderd en ter zijde gehouden en was daardoor in zijn geloof
gestruikeld. Hij was de maandag, na met de apostelen ‘s morgens
het Avondmaal (= de H. Communie, nr. 2044) genuttigd te
Spanje weglaat. Lukas’ verhaal eindigt namelijk met Paulus’ eerste
gevangenschap (Hand. 27, 30-31).
4) Op Eusebius’ Kerkgeschiedenis, II, 22, 2: “Na zijn vrijlating is Paulus
weggetrokken, doch na te Rome teruggekomen te zijn, eindigde hij zijn
leven met de marteldood.” (Wordingsgeschiedenis van het Nieuw
Testament blz. 141-142).
Fascikel 33
787
|