2106.
De nieuw-aangekomenen zag ik vele stoffen van fijne en grove,
van witte en geelachtige wol, ook tapijten en tentdoek, alles in
dikke rollen, aan de Gemeente ten beste geven. Nikodemus en
Jozef zijn met het beheer ervan belast. Daarvan werden gewaden
voor de goddelijke dienst en doopklederen vervaardigd. Aan de
behoeftigen werd alles gegeven wat zij nodig hadden.
In deze dagen hebben de apostelen nog een huis tot hun gebruik in
bezit genomen het ligt bij de vijver Bethesda, op een weinig hoger
niveau dan de vijver242; het ziet eruit als een lange schuur.
Binnen zijn er vele aparte ruimten, door schutsels gevormd.
Achteraan staat een leerstoel; het is als een synagoge. In
hetzelfde huis zag ik eens bij de doop na Pinksteren een heilige
mis doen, waarvoor alle benodigdheden uit het Cenakel
aangebracht werden. Hier vergaderden telkens de nieuw
aangekomenen en ontvingen van enige apostelen onderricht, raad
en inlichting. In deze vergadering zie ik vaak ook de vrouwen
enwoordi
teg
g.
2107.
Het Cenakel wordt door de nieuw-aangekomenen niet bezocht.
Ik zie geen van de apostelen, leerlingen en nieuw-aangekomenen
de tempel bezoeken. Telkens als de apostelen na Pinksteren er
heengingen, was dit alleen met het doel om aan de aldaar
242 Een huis tot hun gebruik gekocht. – Dit huis zal weldra tot kerk worden
ingericht. Het ligt ietwat hoger dan de vijver. Wij moeten het zoeken aan de
noordkant van de vijver, maar de gegevens zijn onvoldoende om een
precieze ligging te bepalen. Nochtans: ongeveer 200 m ten noorden van de
Siloëvijver liet op Ofel een zekere Teodotus een synagoge, een gasthuis en
waterbakken voor vreemdelingen aanleggen. Deze bouwwerken zijn zeer
waarschijnlijk te dateren uit een tijdperk vóór de verwoesting van Jeruzalem.
Maar van synagoge en gasthuis is niets meer overgebleven. In één van de
bedoelde waterbakken werd een inscriptie gevonden, die het liefdewerk van
Teodotus signaleert.” (Suppl. D.B. David, cité, k. 334).
Deze synagoge is naar alle waarschijnlijkheid met K.’s verhaal in verband te
brengen.
Fascikel 33
851
|