De leerlingen stonden tegenover Hem, innig ontroerd en als in
verrukking. De Heer brak nu het stuk in 3 delen en
reikte over de tafel aan elke leerling een stuk. Zij
staken het hoofd nader bij Jezus’ hand en ontvingen elk een
stukje in hun mond.
Wat ik vervolgens zag, was wonderbaar: terwijl de Heer nu naar
zijn eigen mond zijn hand bewoog, als om zichzelf het derde stuk
toe te dienen, verzwond Hij, zodat ik de tijd niet had om te zien of
Hij het stuk werkelijk genuttigd heeft. De stukken verspreidden
een licht, nadat Hij die gezegend had.
Ik zag de leerlingen nog een korte tijd als in verrukking, stijf en
buiten zichzelf, daar staan, en mekaar dan onder tranen van
ontroering omarmen. Dit tafereel was aangrijpend en betoverend
door de zachte beminnelijkheid van de Heer in al zijn handelingen
en bewegingen, en door de stille vreugd van de beide leerlingen
zolang zij Hem nog niet erkend hadden, en door hun extatische
toestand op het ogenblik waarop zij Hem, terwijl Hij verzwond,
herkenden.
Hierop gingen Kleofas en Lukas aanstonds in allerijl naar
Jeruzalem terug (Luk. 24, 30-33)217.
217 Hier moeten wij de lezer een moeilijkheid voorleggen:
De H. Lukas begint zijn verhaal als volgt: “En zie! die zelfde dag gingen 2
van de leerlingen op weg naar een dorp, Emmaüs genaamd.”
Het verhaal van K.E. lezend bemerken wij dat, volgens haar, die 2 niet op de
dag der Verrijzenis, doch daags daarna naar Emmaüs gingen.
Weet zij het soms beter dan Lukas die één van de 2 leerlingen was?
Vooreerst doen wij opmerken dat een onjuistheid in dergelijke
bijkomstigheden die van geen belang zijn, niet in strijd is met de waarheid
der H. Schrift, indien de schrijver die bijkomstigheid niet uitdrukkelijk heeft
willen BEVESTIGEN.
Daarom zouden wij eerst moeten kunnen antwoorden op de vraag
-
of Lukas door de uitdrukking ‘ipsa die’, ‘die dag zelf’ strikt bedoeld heeft:
op de verrijzenisdag en niet op een van de volgende dagen.
Fascikel 33
768
|