van Adam onder de Kalvarieberg; ze waren sneeuwwit en toch
zeer hard. Ook van Jozef zelf werden gebeenten bij de
Verbondsark bewaard.
Jezus sprak ook over het geheim (het heilige
voorwerp) in de Verbondsark (fasc. 1, nr. 25, voetnoot 53)
en zei dat dit geheim voortaan zijn lichaam en
bloed was, die Hij hun in het H. Sacrament voor
eeuwig nagelaten had. Hij sprak ook nog over zijn
lijden en Hij legde hun enige wonderbare trekken uit
het leven van David uit, die hun onbekend waren.
Tenslotte beval Jezus hun naar het gewest van Sikar
te gaan en daar getuigenis van zijn Verrijzenis te
geven. Hierop verdween de Heer en ik zag de vergaderden nu
vreugdedronken door elkander gaan; zij openden de deuren,
gingen uit en in en kwamen dan weer samen en verrichtten dank-
en lofgebeden en gezangen onder de lamp.
Opmerking van Brentano:
Op mijn vraag of de Verbondsark, door haar zo vaak vermeld, ten
tijde van Jezus nog in de tempel was, antwoordde de zienster:
“Neen! de oude Ark niet meer, maar zij hadden een nagemaakte; ze
was treffend naar het model van de Ark van Noë vervaardigd en had
dus aan de ene zijde een deuropening en had van boven ook een
venstergat.
Het Heilige was er nog in, want de priesters hadden het uit de oude
Ark genomen, toen deze op het punt stond verloren te gaan.
De tafelen van de Wet waren niet verloren gegaan (?), maar in de
laatste tempel was niet veel meer van het heilige voorwerp
overgebleven, want hoe meer men daarvoor bad, hoe meer het
verminderde (tot de rest eindelijk geheel overging in Joakim. Cfr.
fasc. 27, nr. 1530, voetnoot 806).
De zuster had vroeger eens gezegd: “Joakim had (het laatste
gedeelte van) het Heilige (voorwerp) gans bekomen en met Maria
bestond een nieuwe Verbondsark.”
Fascikel 33
780
|