Joodse Pinksterfeest), want vóór de ingang van de tempel was een
zegeboog opgericht. Boven op de boog stond een beeld met een
zegezwaard.
Petrus sprak het volk toe met geweldige geestdrift op dezelfde
plaats als de laatste keer, te weten, rechts als men uit de tempel
trad en ook onder de boog. Vele mensen waren om hem
verzameld; hij zei uitdrukkelijk en ronduit dat voortaan noch
folteringen, noch geselslagen, noch het kruis hem zouden kunnen
beletten Jezus Christus openlijk te verkondigen.
Hij ging hierop in de tempel en betrad de leerstoel waarop de
Heer geleerd had en ik hoorde eenmaal dat alle apostelen en
leerlingen de redevoering van Petrus met een plechtig bevestigend
‘Ja’ onderbraken. En onder het gebed dat zij hierna deden, zag
ik schitterende lichtwolken over de tempel drijven en zulk een
helder licht over hen komen, dat de vlammetjes van de
lampen in de tempel ertegen geheel zwak en dofrood
flikkerden.
Wanneer zij vervolgens de tempel verlieten, kon het zowat 8 uur
in de morgen zijn. Zij gingen twee en twee gelijk in een
processie: eerst de apostelen, dan de leerlingen en achter dezen de
gedoopten en nieuw-bekeerden.
De apostelen rangschikten hen in deze orde vóór het
gebouwencomplex (vóór het Hiëron) van de tempel op het
voorhof van de heidenen en zij trokken over de veemarkt
oostwaarts door de Schaapspoort uit Jeruzalem; zij daalden van
hier in het dal van Josafat af, wendden zich vervolgens naar het
zuiden en tenslotte westwaarts de berg Sion op omhoog naar het
Cenakel. (Veemarkt ligt onmiddellijk ten noorden van de
Schaapsvijver, zie grote kaart 3 of ook kaart in fasc. 2 vóór nr. 62
– de cijfers 1, 2 en 3.).
Fascikel 34
951
|