Geheel in een wit gewaad gehuld en op de arm van een
dienstmaagd steunend, trad de H. Maagd uit haar slaapvertrek.
Haar aangezicht was wit als sneeuw en als doorschijnend; zij
scheen door haar verlangen als opgeheven en als te zweven.
Sedert de Hemelvaart van Jezus lag op heel haar wezen en
voorkomen de uitdrukking van een gestadig toenemend heimwee
dat haar geheel verteerde.
Zij begaf zich met Joannes naar haar bidplaats. Hier trok zij aan
een lint of riem, waardoor het tabernakel in de muur opendraaide
en het zich daarin bevindende kruis vertoonde.
Nadat beiden geknield een tijdlang daarvóór gebeden hadden,
stond Joannes op en haalde een metalen doosje uit de boezem van
zijn kleed, opende het op een van zijn zijden, trok er een omslag
(of soort bursa) van fijne wol uit en hieruit een gevouwen doekje
van wit linnen. Dit bevatte het H. Sacrament in de vorm van een
klein vierkant stukje en hij reikte haar dit toe, terwijl hij met
plechtige ernst enige heilige woorden uitsprak. Hij gaf haar geen
kelk te drinken.
Maria’s kruisweg te Efeze.
2202.
Achter het huis, een eind ver de berg op, had de H. Maagd voor
eigen gebruik een soort kruisweg aangelegd. Zolang zij nog te
Jeruzalem woonde, had zij daar sedert de dood van de Heer
regelmatig en trouw zijn lijdensweg in overweging en onder
tranen van medelijden bewandeld. Zij had de afstanden tussen de
verschillende voorname plaatsen, waar Jezus een buitengewone
foltering had verduurd, in schreden berekend, want zonder die
gedurige beschouwing van Jezus’ lijden kon haar grote liefde
onmogelijk leven.
Fascikel 34
46
|