Onder hen bevond zich in juni 1931, bij de herdenking van het concilie
van Efeze, Monseigneur Roncalli, destijds apostolisch delegaat in
Bulgarije, die later de roemrijke, door heel de wereld beminde paus
Joannes XXIII zou worden.
De afkondiging van het dogma Maria ten hemel opneming op 1
november 1950 luidde een nieuwe bloeiperiode voor Panaja Kapulu in.
De Zwitserse kanunnik Gschwind verkreeg van de Turkse regering dat
een brede autobaan zou worden aangelegd vanaf het station van
Seldjoek naar Panagia Kapulu in de bergen. Deze mooie baan, waarop 2
autobussen mekaar gemakkelijk kunnen kruisen, stijgt met brede
bochten omhoog en heeft als eindpunt het heiligdom zelf.
Met het door Kanunnik K. Gschwind verzamelde geld kon Monseigneur
Descuffi, aartsbisschop van Izmir (het oude Smyrna) het kerkje
restaureren en op zondag na Maria ten hemel opneming, 19 augustus
1951, plechtig inzegenen. Nooit had de bergeenzaamheid van Panaja
Kapulu zulk een toevloed van mensen gezien. Onder de 3.000 personen
bevond zich een minister uit Ankara, de gouverneur van Izmir, de
directie van pers, radio en verkeer, filmoperateurs en reporters uit de
gehele wereld. Radio Ankara zond zelfs de Frans Turkse preek van
monseigneur Discuffi uit.
In de laatste jaren nam het aantal bedevaarders voortdurend toe:
in 1956 waren er 20.000;
in 1960 bedroeg het aantal pelgrims 70.000;
in 1962, volgens de Osservatore Romano van mei 1963 zelfs 132.000.
De meeste bedevaarders zijn moslims, want het land is nagenoeg geheel
muzelmans. In heel Turkije zijn er op 21.000.000 inwoners slechts
20.000 katholieken en in het bisdom van Mgr. Discuffi slechts 2.000 op
600.000 inwoners.
De overige bedevaarders zijn deels orthodoxe christenen en deels
katholieken.
Panagia Kapulu is de enige bidplaats ter wereld, waar de aanhangers van
de 3 grote godsdiensten, die Jezus en Maria vereren, samen komen
bidden. Zo is deze plaats het belangrijkste centrum van Maria verering
in Klein Aziƫ geworden.
Fascikel 34
26
|