Door keizer Justinianus groots gebouwd, had de basiliek een lengte van
ongeveer 100 m, de nartex of het inganggebouw inbegrepen; ze had een
ruime middenbeuk en 2 kleiner zijbeuken.
Vóór de nartex strekte zich een ruim atrium of vierkante voorhof uit met
een vijver in het midden en met omringende zuilengangen.
Op de nartex prijkten 5 koepels en op de eigenlijke kerk 6 grotere
koepels, die een Latijns kruis vormden. Onder de middelste van de
laatste koepels werd het graf van de apostel gezocht en gevonden.
Ten oosten van het altaar vond men de ingang van een kleine gang die
naar een crypte met enige grafkamers leidt, nl. een centrale grafkamer,
omgeven door 4 andere lage grafkamers; men veronderstelt terecht dat
de middelkamer het oorspronkelijk graf van de H. Joannes is, waar
omheen enkele voorname personages zich later een graf hebben laten
maken; de archaïsche eenvoud van het middelste graf is zo opvallend,
dat men die beschouwt als het zekerste bewijs van zijn echtheid. Het
zou dateren uit de 2e eeuw, Joannes stierf in 99. Geen enkel gebeente
werd er in teruggevonden (zie hierover fasc. 33, nr. 2088 en voetnoot
233).
Niettegenstaande het ontbreken van gebeenten en relikwieën bleef het
graf van de godschouwer, apostel en evangelist Joannes gedurende de
middeleeuwen een van de meest vermaarde en drukst bezochte
bedevaartplaatsen in het Oosten. De geschiedenis vermeldt ontelbare
wonderen, die bij dat graf geschiedden.
Efrem, patriarch van Antiochië (530), vermeldt een welriekende stof die
men er verzamelde als uit een bron.
De H. Augustinus spreekt van aarde of zand, die als het ware uit de
grond opborrelde als uit een bron.
Het menologium van Basilius Porfirogenetes (8 mei) maakt gewag van
hetzelfde miraculeus stof, dat door Gregorius van Tours een soort
manna genoemd wordt, gelijkend op meel, dat door de christenen
meegenomen werd en dat vele wonderen bewerkte.
(Hiermee is wellicht te vergelijken het wonder van een soort
mannadauw, die op het graf van Agnes van Montepulciano neerdaalde;
Leven van Catharina van Siëna, 246).
Gebouwd door keizer Justinianus (527 565) heeft ze slechts een bestaan
van 7 tot 8 eeuwen gekend. Na de inval van de Turken of Seldsjoeken in
Fascikel 34
10
|