het ongelijk stelden, hadden zij zich door bemiddeling van Saulus
tot Gamaliël en de raad van de Joodse priesters gewend. Zij
beweerden bedrogen en achteruit gesteld te zijn en verzochten om
tussenkomst en bescherming.
Hierop zag ik Stefanus gedagvaard worden en vóór de priesters in
de tempel verschijnen. Hij werd in een voorhof, zonder enige
bijstand of verdediging, door vele Farizeeën en woedende Joden
beschuldigd en in verhoor genomen. Hij was geheel alleen, maar
wist met doorslaande argumenten en zeer welsprekend zijn goed
recht te verdedigen en aan te tonen. Ook werd hij daarna weer op
vrije voeten gesteld.
Ik zag Petrus en verscheidene andere apostelen in het Cenakel
aankomen. De ontevredenen werden daar ontboden en de zaak
beslecht. Velen werden van de Gemeente afgescheiden en naar
andere woningen gezonden. Petrus deed uitspraak in dit geschil,
want onlangs bij de keus der diakens hadden de apostelen in een
plechtige handeling Petrus’ oppergezag erkend en er zich aan
onderworpen (nr. 2189). In die plechtigheid had ik gezien dat zij
hem uit hun midden in de zaal leidden, dat Joannes hem de mantel
omhing, dat zij hem de staf in de hand gaven, de mijter plechtig
opzetten en allemaal de H. Communie uit zijn hand ontvingen.
4 juli. –
Ik zag alle apostelen, uitgenomen Jakobus de Mindere, zich weer
verspreiden. Petrus was met Andreas over Samaria weer naar
Sarona bij Joppe getrokken; allen waren gestuurd naar plaatsen op
de grenzen en naar Samaria, waar de Joden (geen macht of gezag
hadden en) niets tegen hen konden uitrichten.
Alleen in één gewest zag ik hen nooit en dit zal wel een gans
heidens gewest geweest zijn. Wel kwamen de bewoners van daar
veel naar Jeruzalem, doch alleen uit ijdele nieuwsgierigheid.
Fascikel 34
981
|