Het vuur brandde op de grond tegenover de deur, in een tocht-
uitholling van de haardmuur, die zich aan beide zijden trapvormig
tot aan het dak van het huis verhief13.
Overigens kan men het grondplan van het huis herstellen uit hetgeen er nog
van overbleef. Dit deed Le Camus in zijn boek ‘Les sept Eglises de
l’Apocalypse’. Onbevooroordeelde onderzoekers hebben eerlijk de juistheid
van K.’s aanduidingen en beschrijving erkend en er een bewijs in gezien van
de betrouwbaarheid van K.’s mededelingen en Brentano’s aantekeningen.
De afmetingen van Maria’s huis zijn eerder klein te noemen, wat te
verwachten is van een huisje uit die tijd, te meer daar het slechts voor een
paar personen bestemd was.
Wij nemen ze over uit Le Camus: de voorplaats of ingang werd, zoals reeds
gezegd, er later aan toegevoegd. Met dit portaal is de totale lengte 11 m en
zonder het portaal 8,50 m.
Het gebouwtje is nogal armtierig uit zijn ruïne herrezen en tot kapel ingericht.
Het koor van de kapel dat beantwoordt aan de woon- en bidplaats van Maria
in het achterdeel van het huis, is geflankeerd door 2 kleine kamertjes, die
beantwoorden aan de slaapkamer van Maria (met de cel), rechts, en daar
tegenover links haar kleerkamer of bergplaats. Ze meten allebei 3 meter in
het vierkant.
-
De kamer links dient tot protesis van de kapel,
-
die van rechts of de slaapkamer van Maria tot diakonon.
In de achterwand van het achterhuis is een nis, die, zoals reeds gezegd, van
binnen rond is en van buiten meerhoekig. Tegen de oostwand van de kamer
rechts was Maria’s legerstede.
“In die muur is er”, zo zegt Le Camus, “een uitsprong van 0,45 m boven de
grond (wat overeenkomt met de hoogte van anderhalve voet, door K.
aangegeven), die gediend kan hebben om er een bed op te plaatsen.”
13 Haardmuur trapvormig, met insprongen zoals bij ons de trapgevels, dus
versmallend naar boven (zie tekening).
Fascikel 34
38
|