Barsabas, Barnabas, Joannes Markus en Eliud, de zoon van de
ouderling Simeon.
Zij knielden twee en twee vóór Petrus, die sprak en uit een kleine
rol gebeden las. Joannes en Jakobus hielden in de ene hand
lichten en legden hun andere hand op de schouders van de
wijdelingen en Petrus legde hun de hand op het hoofd.
Vervolgens sneed Petrus hun wat haar van het hoofd af, dat in een
schoteltje op het altaar gezet werd en hij zalfde hen uit de bus, die
Joannes vasthield, op het hoofd en de vingeren.
Daarna werden hun nog de gewaden aangedaan; enigen hadden de
stool dwars onder de arm, anderen van voren op de borst gekruist.
Ik heb nog veel andere handelingen gezien, die deel van de
plechtigheid uitmaakten, maar ik ben ze vergeten.
Alle ceremoniën waren korter doch plechtiger dan nu.
Tot slot van de plechtigheid en van het feest zegende Petrus de
Gemeente met de avondsmaal-kelk waarop het H. Sacrament lag.
Maria en de andere vrouwen gingen vervolgens naar de kerk bij
de vijver Bethesda. De apostelen, leerlingen en nieuwe
dopelingen, die groene takken droegen, trokken al zingend in
processie eveneens daarheen. Maria bad daar, in het koor vóór
het altaar geknield en Petrus beklom de leerstoel. In zijn
redevoering over de regel en levenswijze van de Gemeente legde
hij er de nadruk op dat de een niet meer dan de andere moest
hebben, maar dat allen alles met elkander moesten delen en dat
voor de arme toegetredenen zorg gedragen moest worden.
Daarenboven was zijn redevoering vermengd met
ontboezemingen van dank tot de Zaligmaker voor de genade en de
zegen, die Hij over de Gemeente uitstortte. Daarna werd nog
gedoopt.
Fascikel 34
957
|