De hierop liggende balken van de zoldering waren met
dwarsbalken en inleghout (of vlechtwerk) verbonden en met
velerlei kunst-loofwerk versierd. Het geheel maakte een
eenvoudige, maar aangename weldoende indruk.
De verste rond- of hoekvormige ruimte van dit achterste gedeelte
was door een gordijn afgesloten en vormde Maria’s bidvertrek.
Hier was in het midden van de muur in een nis een bewaarkastje
aangebracht, dat men als een rond tabernakel draaiend opende en
sloot door aan een lint of touw te trekken.
Er stond een kruis in, waarvan de stam ongeveer een arm lang
was en de ingevoegde armen schuin omhooggingen, zodat dit
kruis de vorm van een Y had, gelijk ik in alle omstandigheden het
kruis van Christus altijd gezien heb. Het was bijna nog minder
sierlijk en minder fijn uitgesneden dan de kruisen, die ook nog in
onze dagen uit het Beloofde Land komen. Ik meen dat Joannes en
Maria het wel zelf hebben vervaardigd. Het bestond uit
verschillende houtsoorten16.
Er werd mij meegedeeld dat
de witachtige stam van cipreshout was,
de ene zijarm die bruinachtig was, van cederhout,
de andere zijarm die geelachtig was, van palmhout en
het bovenste opzetstuk met het opschriftplankje, van olijfhout
dat geel en glad was.
16 Verschil ende houtsoorten. – Het waren dezelfde soorten hout als die van
het ware kruis, zoals uit verschillende passages blijkt, b.v. fasc. 29, nr. 1806,
voetnoot 26; ook nog fasc. 31, nr. 1934.
De verschillende stukken hadden dezelfde kleur, behalve dat het cipreshout
van de stam van het ware kruis zwartachtig geworden was van in het water
te liggen.
Fascikel 34
41
|