daar onder de vijgenboom stond”; zie fasc. 12, nrs. 375-
376).
Ook Neftali, Bartolomeüs genaamd, meen ik hier gezien te
hebben; ook hij werd getroffen door een oogslag van Jezus
(nrs. 629, 797, 2226).
Maria bleef bij Maria van Kleofas te Nazareth, wier derde man
Jonas het huis van Anna beheerde. Jezus reisde met twee van zijn
jeugdvrienden naar het gewest van Hebron in Judea; deze twee
bleven Hem niet getrouw; zij werden tegen Hem ingenomen en
hebben zich pas bij Jezus’ verschijning (aan de 500), die op de
berg Tebez in Galilea plaats had, bekeerd en bij de Gemeente
aangesloten. (Tebez schijnt ons een van de toppen van het Klein-
Hermongebergte te moeten zijn, cfr. de nrs. 2088, 2093).
5 juni. –
Ik heb Jezus op zijn doorreis te Betanië in het huis van Lazarus
zien gaan. Lazarus zag er veel ouder uit dan Jezus; hij leek me
wel 9 jaren ouder; hij had een groot huishouden, met talrijke
dienstboden, uitgestrekte goederen en tuinen. Marta had haar
eigen woning; zij had, benevens Magdalena, nog een zuster, die,
afgezonderd, op haar eigen leefde en Maria heette; ook deze had
een afzonderlijke woning. Maar Magdalena leefde nu te
Magdalum (ten noorden van Tiberias op de westkust van het Meer
Gennezaret) op haar kasteel. Lazarus is sedert lang met de H.
Familie bekend (nr. 202). Reeds vroeger had hij Jozef en Maria
bij hun vele aalmoezen ondersteund (giften gedaan om er
aalmoezen mee te kunnen geven).
Ik zag ook duidelijker dan ooit hoeveel Lazarus voor Jezus’
Gemeente van de aanvang tot het einde gedaan heeft; hoe de
schat, waarvan Judas de beheerder was, en alle eerste inrichtingen
(b.v. van herbergen voor Jezus en de leerlingen op hun
missietochten) uit zijn vermogen gesticht waren. Te Jeruzalem
bezocht Jezus ook de tempel.
Fascikel 9
31
|