Jezus te Sefforis, Betulië, Kedes en Jizreël.
216.
19 augustus, zondag. –
Ik zag Jezus met de drie leerlingen nog naar Sefforis OVER EEN
BERG gaan. Hij nam zijn intrek in het huis van zijn groottante,
Anna’s jongste zuster Maraha, die een dochter en twee zonen had.
Deze zag ik in lange, witte kielen (jongenstunieken) in het huis
her- en derwaarts gaan; zij heetten Arastaria en Cocharia en zijn,
geloof ik, later leerlingen geworden.
De H. Maagd was met Maria van Kleofas en nog andere vrouwen
eveneens naar hier gekomen; men waste Jezus de voeten en
diende Hem een maaltijd op. Ook sliep Hij in Maraha’s huis, dat
vroeger het woonhuis was van Anna’s ouders te Sefforis.
Sefforis is een grote stad en er zijn daar drie gezindheden of
partijen: Farizeeën, Sadduceeën en Essenen; ieder dezer sekten
heeft haar school; deze stad heeft herhaaldelijk en veel van
oorlogen te lijden gehad en hedendaags is er van de stad maar
weinig meer over. (Afgezien van de laatste regel is alles wat K.
hier zegt, te bewijzen uit de joodse oorlog van Flavius Josephus).
Zie ook over dit ouderlijk huis der H. Anna fasc. 1, nr. 13,
voetnoot 29.
22 augustus. –
Eergisteren en gisteren predikte Jezus hier; ook
hedenavond zag ik Hem in de synagoge onderwijzen
en zijn toehoorders opwekken tot de doop van
Joannes. De vrouwen stonden (als gewoonlijk) verderaf en
hoger, op een soort tribune (cfr. fasc. 4, nr. 98, voetnoot 209 en
fasc. 10, nr. 258, voetnoot 73).
Hier zag ik Jezus in twee synagogen leren, in een hogere, grotere
en in een kleinere.
Fascikel 9
63
|