zich; het huis te Nazareth bleef ledig achter; het was geheel
gereinigd; het zag er sierlijk uit, ontruimd en met slechts enkele
tapijten sober zo geschikt, dat het de indruk van een kerk op mij
maakte.
De derde man van Maria van Kleofas heeft nog het beheer over
Anna’s huis; in de huishouding zijn ook nog zonen van haar
betrokken. Joses Barsabas, de jongste (op één na, nl. de kleine
Simeon) was bij zijn moeder geweest en trok ook mee (naar het
gewest van Kafarnaüm), waar hij in de visserij een betrekking
vond. Ook de kleine Simeon uit haar derde huwelijk was bij haar.
In de volgende dagen zag ik Jezus en Maria in het huis tussen
Kafarnaüm en Betsaïda. Maria van Kleofas woonde er dicht bij
en ook de ouders van Parmenas hadden zich niet ver van daar
metterwoon (= daadwerkelijk daar, een vaste woonplaats hebben)
gevestigd.
26, 27, 28 juni. –
Ik zag Jezus opnieuw van plaats tot plaats gaan en in een dorp in
de synagoge over de doop van Joannes, de nabijheid
van de Messias en de boetvaardigheid spreken.
Vele toehoorders morden, misprezen Hem en enigen hoorde ik
zeggen: “Vóór 3 maanden leefde zijn vader de timmerman nog en
arbeidden zij nog samen.” (zie inleidende bemerking).
“Nu is Hij enige tijd naar vreemde streken gelopen en aanstonds
is Hij daar weer om ons zijn wijsheid te verkopen.”7 Ik dacht, en
ik moest er om lachen: “Zij menen dat Hij in de vreemde gereisd
heeft en ik zag dat Hij zich in de woestijn op zijn zending
voorbereidde.”
7 Hier morren Jezus’ toehoorders: “Hij is enige tijd in de vreemde geweest,
en nu wil Hij ons meteen zijn wijsheid verkopen.”
Waarschijnlijk wisten zij ook iets af van Jezus’ vroegere reis naar Sidon,
waarop Katarina zinspeelde in nr. 210. Deze moet dan hebben plaats
gehad aanstonds na Jozefs dood, of misschien reeds te voren.
Fascikel 9
37
|