Wandelingen en gesprekken met Eliud.
233.
13 september. –
In de morgen van de 13e zag ik Jezus met Eliud uit Nazareth gaan;
zij gingen naar het zuiden op de Jeruzalemse weg42; men noemt
de streek het dal Esdrelon. Na een weg van ongeveer twee uren
gingen zij over de Kisonrivier en bereikten een dorp dat uit een
synagoge, een herberg en slechts enige huizen bestond; het is,
meen ik, een voordorp of -wijk van het naburige Endor (en heet
volgens fasc. 7, nr. 174, voetnoot 369: Nazara). Niet ver van hier
is een beroemde bron43.
Jezus nam zijn intrek in de herberg; de inwoners waren hier
koelgezind, zonder Jezus bepaald vijandig te zijn. Eliud genoot
bij hen geen bijzondere achting, want zij hielden het meer met de
Farizeeën. Jezus zegde tot de Overste van de plaats dat
Hij hier in de synagoge onderricht wilde geven; zij
42 Op de Jeruzalemse weg. – Zie schets van Nazareth, nr. 214 en 226.
Nazareth door de zuidpoort verlatend komt men spoedig in het dal dat naar
het zuiden loopt en tussen de twee toppen van de valse berg der afstorting
in de Esdrelonvlakte uitkomt.
Jezus volgt met Eliud deze weg, maar eenmaal in de vlakte gekomen
veranderen zij van richting – wat K. niet zegt, zie VOORREDE, nr. 8 – en
gaan oostwaarts.
Na een paar kleine uren bereiken zij Nazara bij Endor, het doel van hun
wandeltocht.
Voor Nazara, zie fasc. 7, nr. 174, voetnoot 369; interessant is nog fasc. 4, nr.
105, voetnoot 223.
43 Beroemde bron. –
a) Of – wat waarschijnlijk is – de zeer nabije bron van Endor, waar Saül de
waarzegster raadpleegde en de verschijning kreeg van Samuel, die
hem zijn nederlaag en dood voorspelde (I Sam. 28). K. verhaalt dit zeer
aanschouwelijk in nr. 826.
b) Of de bron bij Jizreël, reeds vermeld op in nr. 220, voetnoot 24.
Fascikel 9
103
|