9 augustus. –
Ik zag dat Jezus met een paar gezellen Nazareth wilde verlaten om
naar Betsaïda te gaan, waar Hij nog enigen door zijn woord wilde
opwekken; de H. Vrouwen en andere gezellen van Jezus zijn nog
te Nazareth gebleven. Daar zag ik Jezus in het huis van zijn
Moeder, waar ook de andere vrienden verzameld waren.
Omdat er hier te Nazareth ontevredenheid en gemor
tegen Hem ontstaan was, zo zegde Hij hun, wilde Hij
naar Betsaïda gaan en dan weer terugkeren.
Hierop zag ik Hem met drie leerlingen het huis verlaten; het
waren:
- de zoon van Veronika, Amandor,
- een zoon van een der drie aan Jezus verwante weduwen16 –
zijn naam luidde als Sirach – en
- een bloedverwant van Petrus, die later een bekende leerling
werd.
10 augustus. –
Daar op 11 augustus het feest van Suzanna, maagd en martelares viel,
en de zieneres een relikwie van die heilige bij zich had, zag zij zich de
16 K. zal herhaaldelijk van deze drie weduwen gewag maken. Daarom
zeggen wij eens voor goed wie deze waren:
1) Mara, dochter van Rode, die een jonger zuster was van Elisabet; ze was
de moeder van de bruidegom van Kana.
2) Seba of Sobe, een dochter van Sobe, oudere zuster van de H. Anna.
Dochter Sobe was een tante van de bruidegom van Kana.
3) Lea, te onderscheiden van de Lea uit nr. 930.
Plaatsen waar de drie genoemd zijn:
1) Mara: nrs. 209, 272, 156, 829, 2205, 221.
2) Seba: nrs. 222, 273, 367, 377.
3) Lea: nrs. 227, 255, 273.
Zie stamboom, fasc. 1, nr. 10.
Fascikel 9
56
|