Deze mensen stonden elkander liefdevol bij en waren milddadig;
zij droegen klederen met gordels, en spitse kappen die de oren
bedekten, gelijk oude kluizenaars; met de Joden hadden zij geen
gemeenschap, maar zij mochten hun kinderen naar joodse scholen
zenden; deze werden daar echter zo geminacht, geplaagd en
verdrukt, dat zij verkozen ze er niet naar te zenden. Jezus had
veel medelijden met hen en Hij liet ook de zieken bij zich
brengen; zij zaten op een soort van bedden gelijk mijn leunstoel,
waaraan ik onmiddellijk dacht. Onder de beweegbare leuningen
waren steunstaven. Wanneer men de leuning neerliet en op de
steunpoten liet rusten, vormde de stoel een bed.
Toen Jezus van de doop en de Messias sprak en hen hiertoe
opwekte, waren zij zeer schuchter en gaven hun vrees te kennen
daar geen aanspraak op te kunnen maken, omdat zij verstotelingen
waren, het slachtoffer van discriminatie.
Dan onderwees Jezus hen in een parabel van de
onrechtvaardige huishouder (Lk. 16, 1-9).
Ik ben de uitleg die ik goed begrepen had, weer vergeten, hoewel
ik er de gehele dag mee bezig ben geweest, maar ik zal mij die
nog wel herinneren. Ook vertelde Hij de parabel van de
Zoon, die door Zijn Vader gezonden wordt om de
wijnberg in bezit te nemen. Deze vertelde Hij telkens en
telkens weer bij verlaten heidenen (Mt. 21, 33-46).
600 staatsbeambten waren belast met het toezicht over die vreemde
arbeidskrachten en met de verdeling van het werk.” Aldus wordt door
Flavius Josephus in Antiq. jud. II, 36 het gegeven van I Kon. 9, 22-23
geïnterpreteerd.
De door K. vermelde waterleiding bracht naar de tempelberg het water uit
twee voorname bronnen, nl.
a) die van Etam, waar men de drie grote watervijvers van Salomon ziet, 1
uur ten zuiden van Bethlehem; en
b) van Arroeb, 3 uren ten zuiden van Bethlehem.
Die leidingen werden onmetelijk lang, daar ze, om het nodige, gelijk verval te
bewaren, vele kronkelingen langs de heuvelhel ingen moesten maken. Ene
liep ook naar Herodium (Foreidis).
Fascikel 9
110
|