begeven; het is een herdersdorp, waar ook Noëmi zich met haar
dochter Rut eenmaal een tijdlang heeft opgehouden; zij had hier
een zo goede naam, dat haar nagedachtenis onder de bewoners der
streek nu nog voortleeft; later woonde zij bij Bethlehem.
De Heer predikte hier onvermoeid; de tijd nadert dat Hij
naar het zuiden zal gaan en dan door Samaria naar zijn doop.
(Ondertussen echter zullen nog twee maanden verlopen).
Hier, boven (d.i. hier, zover in het noorden – kan ook zijn: in dit
hoge gebergte) had ook Jakob landerijen gehad.
Door dit herdersgewest vloeit een kleine rivier, waarachter boven
zeer hoog de bron van Joannes in de woestijn lag.
Bij die bron zakte de weg zeer steil af naar het slagveld van
Ezekiël; de helling is er zo steil als daar waar Adam en Eva uit het
paradijs naar beneden gedreven werden; de bomen werden op hun
weg steeds kleiner en kreupelder; dan kwamen zij aan bosschage
(= aantal bosjes struiken bij elkaar; struikachtig gewas) en
struikgewas en alles rondom hen werd steeds woester en
wanstaltiger; het paradijs werd zo hoog als de zon en ging onder
als achter een berg die scheen te stijgen.
De Heiland betreedt dezelfde weg die Elias weleer heeft
bewandeld (cfr. nr. 210, voetnoot 8), toen hij van de beek Kerit
naar Sarepta kwam. Hij is reeds weer op de terugweg van het
herdersdorp naar Sarepta; Hij predikt hier en daar
onderweg en gaat Sidon voorbij. Binnenkort zal Hij nu van
Sarepta zuidwaarts naar zijn doop gaan; te Sarepta houdt Hij
nog de sabbat.
21 juli; Sabbat. –
Fascikel 9
48
|