Maria was vol bezorgdheid en smeekte Hem om toch niet in
Nazareth te gaan, omdat men daar zo kwaad op Hem was. De
Nazaretaanse Farizeeën, die in de synagoge te Kimki getuige van
zijn leerrede geweest waren, hadden onlangs de verbittering hier
weer doen oplaaien. Jezus zegde haar dat Hij de schare,
die met Hem naar de doop van Joannes wilde gaan,
hier zou opwachten en dan door Nazareth gaan. Hij
sprak nog veel met haar op deze dag en ook is zij heden nog twee
of drie keren tot Hem teruggekeerd. Ook zegde Hij haar dat
Hij driemaal voor het paasfeest naar Jeruzalem zou
gaan en dat zij de laatste maal daar erg bedroefd
zou zijn; Hij maakte haar nog meer geheimen
bekend, maar deze ben ik nu vergeten.
228.
Maria van Kleofas, een mooie, imponerende vrouw,
sprak ‘s morgens met Jezus over haar vijf zonen (zie
familieboom).
Zij bad Hem ootmoedig hen in zijn dienst te nemen.
- Één was een schrijver, een soort scheidsman en heette Simon.
- Twee waren vissers: Jakobus de Mindere en
- Judas Taddeüs; alle drie waren zij zonen van haar eerste man
Alfeüs, die reeds getrouwd was geweest en haar
- uit zijn eerste huwelijk de stiefzoon Matteüs (evangelist) had
toegebracht (Mk. 2, 14). Om deze weende zij hevig, omdat hij
een tollenaar was.
- Dan had zij van haar tweede man Sabas nog een zoon, die
Joses-Barsabas heette en ook het vissersbedrijf uitoefende.
- Ten slotte had zij nog een zoontje (Simeon) uit haar derde
huwelijk met de visser Jonas.
Jezus gaf haar het troostelijk vooruitzicht, dat zij tot
Hem zouden komen; ook omtrent Matteüs, met wie
Jezus reeds op zijn weg naar Sidon in aanraking was gekomen (nr.
Fascikel 9
93
|