mensen de kist naar het graf, doch ik zag die kist badend in licht
en door engelen omgeven1.
Jozef moest eerder sterven dan de Heer, want hij zou tegen de
kruisiging van Jezus niet bestand zijn geweest, noch haar hebben
kunnen overleven; hij was te gevoelig en te liefdevol; hij leed
reeds zeer veel onder de vervolgingen die de Zaligmaker tussen
zijn 20e en 30e jaar ten gevolge van de vele heimelijke en
venijnige plagerijen der Joden te verduren kreeg. Dezen konden
Hem onder hun ogen niet zien; zij kookten van nijd en herhaalden
bij elke gelegenheid dat de timmermanszoon altijd alles beter
wilde weten; dit zegden zij, omdat Hij er vaak andere meningen
op nahield dan de Farizeeën en niet vreesde de leer die zij
verkondigden, tegen te spreken; ook omdat steeds vele
jongelingen, die aanhangers waren, rond Hem verzamelden.
Ook Maria heeft onder die vervolgingen onzeglijk geleden, zulke
smarten zijn mij altijd pijnlijker voorgekomen dan lichamelijke
folteringen. Onbeschrijfelijk is de liefde waarmee Jezus als jonge
man die vervolgingen verdroeg.
Verhuizing naar een dorp bij Kafarnaüm
(2 juni 1821)
Jozef, de voedstervader van Onze Heer, is nu ongeveer 2 maand
dood; hij overleed en werd begraven te Nazareth; hij heeft daar
1 Hier lezen we dat Sint-Jozef werd begraven in een grafspelonk, die
toebehoorde aan een deugdzaam man uit Nazareth. We denken hier
spontaan aan de familie van Zebedia (fasc. 7, nr. 197, voetnoot 417),
broer van Kleofas, die de schoonzoon was van Joakim en Anna.
Die Zebedia had een dochter Maria, die trouwde met een Esseen uit de
familie van Joakim. Maria Zebedia en die Esseen beheerden later in
Boekeia Dan (1 uur ten noorden van Betanië) één van Marta’s herbergen ten
gerieve van Jezus en zijn leerlingen (herberg der leerlingen).
Eén van hun zonen is de Kleofas, aan wie de verrezen Heer zich in Emmaüs
openbaarde.
Fascikel 9
25
|