Er waren wel een twintigtal mensen en er konden eindelijk niet
minder herders zijn, nadat zij allen tezamen gekomen waren; zij
wasten hun allen de voeten, doch die van Jezus in een afzonderlijk
bekken; Hij had om wat meer water gevraagd, en na
gebruik verbood Hij hun het uit te gieten.
Terwijl men zich voor het eetmaal gereed maakte, vroeg Jezus
de herders, die een zekere onrust verrieden, wat hen
beangstigde en of niet enkelen van hen hier
ontbraken? Dan bekenden die herders Hem dat zij niet
volkomen gerust waren, omdat zij twee mannen onder zich
verborgen hielden, die te bed lagen met de melaatsheid; zij
hadden gevreesd dat het de onreine melaatsheid mocht zijn, die
Jezus wellicht verhinderd zou hebben tot hen te komen; om deze
reden was het, dat zij hen verborgen hadden. Jezus echter
beval hen die mannen tot zich te brengen en Hij
zond zijn leerlingen om hen te halen. Die melaatsen
kwamen aangestrompeld, van het hoofd tot de voeten in doeken
gewikkeld, zodat zij nauwelijks konden gaan en ieder van hen
door twee anderen geleid moest worden.
Jezus richtte een vermaning tot hen, waarin Hij
ondermeer zei dat hun melaatsheid niet uit hun
binnenste voortgekomen, maar door uitwendige
oorzaken of besmetting ontstaan was. Ik begreep dat
Jezus beeldtaal gebruikte en wilde zeggen dat zij
niet uit boosheid, maar uit zwakheid en door
bekoring in zonde gevallen waren. Hij beval dat
men hen in het water zou wassen, waarin men zijn
voeten had gewassen. Terwijl dit geschiedde, zag ik dat de
korsten van hun lichaam afvielen en dat er alleen wondvlekken
overbleven. Het water werd daarna in een groef uitgegoten en
met aarde bedekt. De ene was uit het gewest van Samaria, de
andere van … Jezus verbood allen zeer streng aan
iemand iets van hun genezing te zeggen, tot Hij van
de doop teruggekeerd zou zijn.
Fascikel 9
88
|