Onderweg verbazingwekkende genezing. – Jezus
te Kafarnaüm (Mt. 12, 22; Lk. 11, 14).
Maar toen Hij verder naar Kafarnaüm ging, bracht men Hem een
bezetene, die stom én blind was, en Hij genas hem
aanstonds475. Ook over deze genezing ontstond een grote
verbazing, want reeds in de nabijheid van Jezus kreeg deze mens
de spraak terug en riep: “Jezus, zoon van David, erbarm U over
mij.” Jezus bestreek hem de ogen en hij zag.
Deze man had zeer vele duivelen in zich, want hij was geheel in
de macht van de heidenen der oostzijde geraakt.
De goochelaars en waarzeggers van het Gergesenerland hadden
zich van hem meester gemaakt en gebruikten hem; zij leidden
hem aan een touw met zich rond en lieten hem in andere steden
zien, waar hij met zijn sterkte allerhande krachttoeren moest
uithalen.
Ook toonden zij hoe hij, ofschoon blind en stom, toch alles deed
kent geen maat! Laat Hij toch ook voor zijn gezondheid en de nodige rust
zorgen en wat komen eten.”
Wij hebben soortgelijke gevallen in nr. 1074 en vooral in nr. 1076.
K. heeft echter ook een geval vermeld waarin een verre verwant van Jezus
Farizeeër en vijand van Jezus was, maar door Jezus bekeerd werd (fasc.
20, nr. 928).
475 Blind en stom. – Dit is het geval dat men leest bij Matt, 12, 22 en bij Lk.
11, 14, doch Lukas vermeldt niet de blindheid van de man en gewaagt
alleen van zijn stomheid.
Vrijzinnige exegeten, zelfs reeds vroeger hierin gevolgd door menig
katholieke exegeet, menen dat de stomme bezetene van Matt. 9, 32-34
dezelfde stomme is. Zo zou Matteüs in zijn evangelie tweemaal hetzelfde
geval hebben verteld: die dommerik!
Hier stopt K. die dwaalleraren eens te meer de mond. Dat Matteüs twee
geheel verschillende gevallen vertelt, blijkt uit de geheel verschillende
omstandigheden. Vergelijk daarom fasc. 20, nr. 928 met het verhaal
hierboven.
Fascikel 21
1738
|