dochteren der mensen als godinnen ziet; zij ziet dat zogenaamde
goden en godinnen mensen zijn, die onder toverachtige invloeden en
door mysterieuze tussenkomst van de hel voortgebracht werden en
die, uitgerust met wonderbare macht, bedreven zijn in de toverkunst
en door de duivel bestuurd worden.”
1007.
Hedenavond (nog 7 januari) zag ik het feest van Herodes’
geboorte beginnen.
Herodias woonde in een vleugel van het kasteel, aan een zijde van
een groot hof (binnenhof, waarschijnlijk in de achtervleugel aan
het einde van het binnenhof). Haar verblijf ligt even hoger dan de
tegenovergelegen grote zaal (der mannen), waarin het eigenlijke
feest plaats had (van Herodes en zijn mannelijke genodigden).
Uit de open zuilengangen van de vleugel, waarin Herodias woont,
ziet men tussen de open zuilen door tot in de lager gelegen
feestzaal van de mannen. Hier, vóór deze zaal van Herodes, was
in het binnenhof een prachtige zegeboog opgericht, waartoe men
met trappen opsteeg en waar men onderdoor (in het portiek of in
de zuilengang kwam en vervolgens) in de zaal ging. Men zag zo
diep in deze zaal, als had ze geen einde en alles glansde er van
spiegels, bloemen, goud en groen, boompjes en struikjes; het licht
verblindde de ogen, want alles, tot aan het einde van de zaal, alle
zuilen en gangen, waren vol fakkels, lampen en vuren, vol
doorzichtige en schitterende spreuken (welkomswensen,
plezierige rijmen, enz. in lichtletters), vol beelden en vazen.
1008.
Herodias en haar vrouwelijk gevolg stonden alle belicht in de
hoger gelegen gaanderijen van hun kasteel (of vleugel), in
prachtig toilet, en schouwden omneer, toen Herodes, te midden
ener begeleiding van vele prachtig geklede gasten, door zingende
koren begroet, over het binnenhof op tapijten vooruit schrijdend,
de trap naar de triomfboog besteeg.
Fascikel 21
1880
|