Ook deze genezene heet Ktesifon; hij is echter die genezen
Ktesifon niet, die later een leerling werd en met Lazarus naar
Gallië kwam482.
960.
Jezus ging naar de synagoge met de levieten en al
het volk, tot wie Hij daar het woord richtte. Het
tempelwijdingsfeest met de verlichting duurt nog voort.
Jezus legde hier nogmaals de parabelen van de
zaaier en de Goede Herder uit.
Het volk was hier goed en verheugd over zijn komst; Hij verbleef
en at in het huis van de levieten bij de school. Daar waren geen
Farizeeën; de levieten woonden tezamen als in een klooster en
zonden van hun mannen naar andere steden uit.
Deze stad Betanat was oudtijds versterkt en vol heidenen. (In Jos.
19, 38 wordt ze zonder meer genoemd onder de vestingsteden van
Neftali). De stam Neftali had haar lang schatplichtig laten
bestaan en de heidenen niet uitgeroeid (cfr. Recht. 1, 33). Maar
NU waren er gene meer over; men heeft hen verdreven in de tijd,
waarin de tempel hersteld werd, toen Esdras en Nehemias de
Joden dwongen hun heidense vrouwen weg te sturen (Esdr. 9 en
10).
Gods zware bedreigingen, bij monde der profeten tegen zijn volk
uitgesproken, indien zij zulke huwelijken aangingen, en ook
indien zij de heidenen niet uit hun land verdreven, en daardoor
altijd in de verleiding tot zulke huwelijken bleven, zijn ook
482 Welke genezen blinde kwam later met Lazarus naar Gallië?
In de levensschets van Marta en Magdalena zal K. in nr. 2330 zeggen:
“De derde man die met Lazarus en de anderen (in Gallië) aangekomen was,
heette Kelitonius (Chelitonius); hij was de blindgeborene aan wie Jezus het
licht teruggeschonken had en die altijd bij de leerlingen geweest was.”
Deze laatste noemt zij dus hier foutief Ktesifon. Zulk een vergissing of
verwarring is niet zo moeilijk, wanneer zij uit verdere herinnering spreekt.
De genezing van de evangelische blindgeborene heeft zij echter niet verteld.
Fascikel 21
1774
|