Ik zag Hem met enkele leerlingen gaan. Een deel van de
leerlingen was noordoostwaarts naar Neftali, een ander deel naar
Arbel501, 2 uren ten zuidwesten van Abram gegaan.
Onderweg zag ik vele halfnaakte, krankzinnige mensen uit
berghoeken, bos en struikgewas te voorschijn komen en tegen
Jezus steeds met dezelfde woorden knorren: “Zoon Gods! Gij zijt
de Zoon Gods! Gij zijt een Profeet! de Profeet Jezus van
Nazareth, de Zoon Gods!” Jezus genas hen niet en beval
hun te zwijgen.
Onderweg gingen dikwijls mensen een eind ver met Hem mee.
Hier en daar hield Hij stil om te leren. Eindelijk zag ik Hem vóór
Dotaïn aangekomen en door vele mensen omringd. Deze schijnen
mij Hem uit de stad tegemoet gekomen te zijn. Er waren vele
Farizeeën onder en de mensen van hier hielden zich vrij
onverschillig jegens hen.
30 december. –
Waar Jezus gisterenavond introk, is Dotaïn; het ligt op een effen
hoogte en is door twee heuvelen omringd; er groeien olijfbomen
en wijngaarden. De stad is groot, maar niet aaneengesloten; er
liggen vele tuinen tussen. De talrijke mensen die ik gisteren om
501 Arbel. – Is natuurlijk niet het Arbela bij het Meer. In het bedoelde
gewest, iets meer dan een paar uren ten zuidwesten van Abram, vindt men
geen Arbel of het zou moeten zijn dat Katarina zich niet de juiste naam
herinnerde en Abilin heeft willen zeggen.
Ook het in dit verhaal genoemde Dotaïn is onbekend.
Wij kunnen het alleen maar bij benadering aanduiden, b.v. te Kh. Bir Sabana
(onderaan op kaart hiervoor of in de omgeving.)
“Hier lag,” zegt Guérin van Sabana, “op een hoogte, die een vruchtbare
vallei of vlakte beheerst, een groot dorp; het ligt plat, afgezien van enkele
onbewoonde hutten, die slechts in de oogst- en dorstijd door oogstarbeiders
betrokken worden; men ziet er resten van huizen en waterbakken uit de
oudheid.” (Gal. I, 182).
Fascikel 21
1824
|