Genezing van zieken. – Aankomst te Kafarnaüm.
947.
13 december. –
Zodra Jezus te (of nabij) Betsaïda aan land getreden was, riepen
twee blinden tot Hem om hulp. Het spreekwoord ten spijt dat de
ene blinde de andere niet kan leiden (Mt. 15, 14), brachten deze
twee nochtans elkander tot Jezus. Hij genas ze en ook
lammen en stommen en overal waar Hij voorbijkwam,
verdrong zich het volk met zieken rondom Hem en velen
raakten Hem aan en werden gezond; het volk stond
overal op Hem te wachten, want men wist dat Hij vóór de sabbat
zou weerkomen (cfr. Mk. 6, 54-55). De geschiedenis van de
zwijnen en de bezetenen, was reeds gisteren hier bekend
geworden en er was een groot opzien en verbazing en druk
gepraat daarover.
Een deel van de leerlingen doopte ‘s morgens bij het huis van
Petrus (in het dal Tabiga) vele genezenen en daar Jezus maar
doorging met helen en van geen uitscheiden of
rusten wist, zodat zij geen ogenblik tijd konden vinden om te
eten, zochten de leerlingen Hem op en poogden Hem te bewegen
om even op te houden en wat te eten. Tenslotte zette Hij zijn weg
naar Kafarnaüm voort474.
474 Daar Hij van geen uitscheiden wist. – Het schijnt wel dat wij hier het geval
hebben, waarvan de H. Markus zegt: “Daarop ging Hij naar huis, maar weer
liep de menigte samen, zodat zij niet eens konden eten. Toen zijn
verwanten dit hoorden, trokken zij er op af om hem vast te houden, want zij
zeiden: “Hij is krankzinnig.””
Vele exegeten verklaren dit stukje alsof sommige naaste verwanten van
Jezus niet in Hem geloofden en Hem voor een dweper hielden zonder
evenwicht en geraakt in zijn verstand. Zij verliezen uit het oog dat Markus
zich kenmerkt door sterke en overdreven uitdrukkingen.
Onze zienster geeft ons van het voorval een zeer eenvoudige en natuurlijke
voorstelling. In hun bezorgdheid voor Jezus wilden zij zeggen: “Zijn ijver
Fascikel 21
1737
|