Rijk hebben, hoewel Ik uw kamer op aarde heb helpen
bouwen.”
Ook zei Jezus bij deze gelegenheid nog: “Nergens is
een profeet ongeëerd, tenzij in zijn vaderstad, in zijn
familie, bij zijn verwanten.” (cfr. Lk. 4, 24).
Maar waarover zij zich vooral ergerden, was een groot deel van
zijn onderrichtingen voor zijn leerlingen, die in het Evangelie in
één bladzijde samen geplaatst zijn; het waren meest zulke als:
-
“Ik zend u als lammeren onder de wolven.
-
Het zal Sodom en Gomorra in het oordeel beter
vergaan dan hun die u afwijzen.
-
Ik ben niet de vrede, maar het zwaard komen
brengen.” (Mt. 10).
Matteüs 10
De roeping en uitzending der apostelen
1. En Hij riep zijn twaalf discipelen tot Zich en gaf hun macht over onreine geesten om die uit te
drijven en om alle ziekte en alle kwaal te genezen.
2. En dit zijn de namen van de twaalf apostelen: vooreerst Simon, genaamd Petrus, en
Andreas, zijn broeder; en Jakobus, de zoon van Zebedeüs, en Johannes, zijn broeder;
3. Filippus en Bartolomeüs; Tomas en Matteüs, de tollenaar; Jakobus, de zoon van Alfeüs en
Taddeüs;
4. Simon de Zeloot en Judas Iskariot, die Hem ook verraden heeft.
5. Deze twaalf heeft Jezus uitgezonden en Hij gebood hun, zeggende: Wijkt niet af op een weg
naar heidenen, gaat geen stad van Samaritanen binnen;
6. begeeft u liever tot de verloren schapen van het huis Israëls.
7. Gaat en predikt en zegt: Het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen.
8. Geneest zieken, wekt doden op, reinigt melaatsen, drijft boze geesten uit. Om niet hebt gij
het ontvangen, geeft het om niet.
9. Voorziet u niet van goud of zilver of koper in uw gordels,
10. van geen reiszak voor onderweg, geen twee hemden, geen sandalen, geen staf, want de
arbeider is zijn voedsel waard.
11. Welke stad of welk dorp gij ook binnenkomt, onderzoekt wie het daarin waard is, en blijft
daar tot uw vertrek.
12. Als gij het huis binnentreedt, geeft het de vredegroet;
13. en indien het huis het waard is, zo kome uw vrede daarover; doch indien niet, zo kere uw
vrede tot u terug.
14. En indien iemand u niet ontvangt of uw woorden niet hoort, verlaat dat huis of die stad en
schudt het stof uwer voeten af.
15. Voorwaar, Ik zeg u, het zal voor het land van Sodom en Gomorra draaglijker zijn in de dag
des oordeels dan voor die stad.
16. Zie, Ik zend u als schapen midden onder wolven; weest dan voorzichtig als slangen en
argeloos als duiven.
Fascikel 21
1856
|