vermoedt Brentano. De dunne stok is de boog, die dwars door de
gaten gestoken werd.)
Het volk liet de Farizeeën buiten de synagoge roepen en eiste dat
het ermee gedaan zou zijn Jezus te versmaden en te lasteren, dat
zij Hem eerbiedigen zouden en toegeven dat nooit zulke daden in
Israël verricht werden, dat geen profeet iets dergelijks ooit had
gedaan (Mt. 9, 33; Lk. 7, 16). Indien zij van hun hardnekkige
weerstand niet afzagen, zou men hen dwingen Kafarnaüm te
verlaten, want zulk een aperte (= ieder duidelijk, onmiskenbaar)
laster en verregaande ondankbaarheid konden zij niet langer
verdragen.
949.
De Farizeeën werden hierop zeer vriendelijk; (ze vreesden de
massa, timuerunt turbas, Mt. 21, 46); uit hun midden trad een
brede dikke man vooruit, die met grote arglistigheid zijn
toehoorders zand in de ogen wist te strooien.
Hij sprak op verleidelijke toon: “Het is waar! Nooit werden zulke
daden en wonderen in Israël gezien, nooit zulke predicaties
gehoord! Geen profeet heeft ooit zo iets gedaan, op zo’n manier
gesproken, maar ik bid u, geachte medeburgers, nu ook de diepere
grond en ware toedracht te vernemen van die duivelenuitdrijving
bij Gergesa en van deze hier uit de man van heden; hij behoort
overigens praktisch bij de Gergesenen. Immers in de beoordeling
van zulke fenomenen is uiterste voorzichtigheid geboden; de
omzichtigheid kan niet te ver gedreven worden!”
En nu begon hij een uitvoerige beschrijving te geven van het rijk
der boze geesten, hoe onder hen een rangorde van waardigheden
bestaat, zodat de ene geest de andere te bevelen heeft;
hoe Jezus met een zeer machtige geest eerst een bondgenootschap
moest gesloten hebben; “Want waarom”, zo betoogde hij, “heeft
Hij de bezetene van hier uit niet reeds lang genezen?
Waarom heeft Hij niet van hier uit, indien Hij de Zoon van God
is, de duivelen in het Gergesenerland uitgedreven?
Fascikel 21
1741
|