omdat hun water uit het heiligdom komt; hun vruchten zullen tot spijze zijn en hun loof tot
geneesmiddel.
De grenzen van het land
13. Zo zegt de Here HERE: Dit is de grens, waarbinnen gij het land als erfdeel zult verdelen
onder de twaalf stammen Israëls; Jozef ontvangt twee delen.
14. Gij zult het als erfdeel ontvangen, de een zowel als de ander, omdat Ik gezworen heb, dat
Ik het aan uw vaderen zou geven, en dit land zal u als erfdeel toevallen.
15. Dit nu is de grens van het land: aan de noordzijde van de grote zee af, langs Chetlon,
totdat men komt te Sedad,
16. Hamat, Berota, Sibraïm, dat tussen het gebied van Damascus en dat van Hamat ligt, en het
middelste Chaser, dat op de grens van Hauran ligt,
17. zodat de grens loopt van de zee tot Chasar-Enon, het gebied van Damascus, en in het
Noorden noordwaarts is Hamat de grens. Dit is de noordzijde.
18. En de oostzijde: van tussen Hauran en Damascus, van tussen Gilead en het land Israëls,
langs de Jordaan, zult gij tot aan de oostelijke zee de grens bepalen. Dit is de oostzijde.
19. En de zuidzijde: zuidwaarts van Tamar tot het water van Meribat-Kades, naar de beek, naar
de grote zee. Dit is de zuidzijde tegen het Zuiderland.
20. En de westzijde: de grote zee van de grens af tegenover de weg naar Hamat. Dit is de
westzijde.
De verdeling van het land
21. Dit land nu zult gij onder u verdelen naar de stammen Israëls;
22. gij zult het tot een erfdeel verloten onder u en onder de vreemdelingen die onder u
vertoeven en die onder u kinderen verwekt hebben; dezen zult gij als onder de Israëlieten
geboren beschouwen; zij zullen met u een erfdeel bij loting toegewezen krijgen onder de
stammen Israëls;
23. in de stam waarbij de vreemdeling vertoeft, daar zult gij hem zijn erfdeel geven, luidt het
woord van de Here HERE.
***
Ezechiël 48
1. Dit nu zijn de namen der stammen. Van het noordelijke einde, langs de weg van Chetlon,
totdat men komt te Hamat en Chasar-Enon, terwijl het gebied van Damascus noordwaarts ligt,
ter zijde van Hamat, van de oostzijde tot de zee: Dan één deel;
2. naast het gebied van Dan van de oostzijde tot de westzijde: Aser één deel;
3. naast het gebied van Aser van de oostzijde tot de westzijde: Naftali één deel;
4. naast het gebied van Naftali van de oostzijde tot de westzijde: Manasse één deel;
5. naast het gebied van Manasse van de oostzijde tot de westzijde: Efraïm één deel;
6. naast het gebied van Efraïm van de oostzijde tot de westzijde: Ruben één deel;
7. naast het gebied van Ruben van de oostzijde tot de westzijde: Juda één deel;
8. en naast het gebied van Juda, van de oostzijde tot de westzijde, moet de heffing liggen, die
gij zult geven: vijfentwintigduizend (el) breed en de lengte als een der delen van de oostzijde
tot de westzijde, en het heiligdom zal in het midden daarvan zijn.
9. De heffing welke gij de HERE geven zult, zal vijfentwintigduizend (el) lang en tienduizend (el)
breed zijn.
10. En voor de volgenden zal de heilige heffing zijn; voor de priesters: noordwaarts
vijfentwintigduizend (el) en westwaarts een breedte van tienduizend (el); oostwaarts is de
breedte tienduizend (el) en zuidwaarts is de lengte vijfentwintigduizend (el); en het heiligdom
des HEREN zal in het midden ervan liggen.
11. Het geheiligde deel zal zijn voor de priesters, uit de zonen van Sadok, die mijn dienst in
acht genomen hebben, die niet afgedwaald zijn, toen de Israëlieten afdwaalden, zoals de
Levieten afgedwaald zijn;
Fascikel 21
1749
|