en wist en verstond en overal ging en alles haalde en herkende op
zekere bezweringen, maar dit alles deed de duivel in hem476.
Zo gebruikten dus de heidense goochelaars, die in groot getal van
Gergesa uit in het ‘Tien-steden-land’ en ook in andere steden
rondtrokken, de duivel in die arme man om hun brood te
verdienen.
Wanneer zij het Meer over vaarden, was hij niet in het schip, maar
hij moest op hun bevel er naast zwemmen, zoals hier bij ons een
hond met het rijtuig van zijn meester meeloopt.
Niemand bekommerde zich nog om hem; men hield hem voor
verloren; hij had gewoonlijk geen onderdak, lag meest in graven
en holen, en zij die hem uitbuitten, mishandelden hem nog op de
koop toe. Hij was reeds een hele tijd in Kafarnaüm, maar had tot
nog toe niemand die hem tot Jezus bracht, doch nu kwam hijzelf
en werd genezen: de Heer erbarmde zich over de ellendige man.
Jezus leraarde en heelde met het begin van de sabbat
ook nog in het genezingshuis bij de poort in
Kafarnaüm (steeds hetzelfde leerhuis, fasc. 20, nr. 922,
voetnoot 459). Hij leerde nog over enige plaatsen die in
de bergrede voorkomen.
476 Zij verdienden hun brood met de bezetene ... Dit alles deed de duivel in
hem.
Over het bezeten meisje en waarzegster uit Hand. 16, 16 lezen wij in het
boek ‘Paulus’ van Holzner: “Omdat zij tot de slavenstand behoorde, was zij
een bron van buitengewone inkomsten voor haar patroons.
Voor zulke slavinnen werd een hoge som betaald. In onderhavig geval
schijnt de slavin in dienst te hebben gestaan van een corporatie van
heidense priesters, die het krankzinnige meisje uitbuitten.” (blz. 216).
“Hier, evenals vroeger op Cyprus en te Lystra kwam Paulus dus opnieuw in
aanraking met die beangstigende macht die de antieke wereld, de
onverloste mensheid tiranniseerde en op het heidendom haar stempel
drukte.
Helse machten hadden een menselijke levenssfeer aan hun heerschappij
onderworpen.” (blz. 218).
Fascikel 21
1739
|