Hij verstond dit van de Kerk en haar zegepraal op de
vorsten dezer wereld.
Jezus haalde nog veel zulke voorafbeeldingen en
gelijkenissen aan, die nu allemaal in vervulling
gegaan waren. Nochtans zei Hij nooit: “Ik ben het”, maar Hij
sprak altijd als van een derde persoon.
Hij sprak ook van de navolging en hoe men alles
moet verlaten en geen overtollige zorg mag hebben
voor zijn levensonderhoud; het was iets groters en
moeilijkers herboren te worden dan voedsel te
vinden, en indien zij herboren werden uit het water
en de H. Geest, dan zou Degene die hun de
wedergeboorte, het nieuwe leven geschonken had,
hun ook het voedsel geven.
Hij zei ook nog dat zij die zijn leerlingen wilden
worden, hun verwanten moesten verlaten en zich van
vrouwen onthouden, omdat het nu geen tijd was om
te zaaien en uit te strooien, maar om te oogsten en te
verzamelen92.
Hij sprak ook nog van het brood van de hemel; zijn
toehoorders waren allen wel vol bewondering en eerbied, maar zij
namen al zijn uitspraken in een aardse en materialistische zin op.
Lazarus ging van hier terug; de andere vrienden van Jeruzalem
waren reeds van bij de Jordaan teruggekeerd; Lazarus was tot hier
meegekomen (cfr. fasc. 10, nr. 294).
92 Bij deze passage kan men de volgende passage uit de H. Tomas te pas
brengen: “In de eerste tijden was wegens het gering aantal mensen, en in
het Oud Verbond wegens het gering aantal gelovigen de lichamelijke
voortplanting een eerste vereiste.
De raad der algehele onthouding was voorbehouden aan het Nieuwe
Testament, waarin zich een geestelijk volk door geestelijke
voortbrenging moest vermenigvuldigen.” (Contra Gent. III, 136).
Fascikel 11
251
|