Bethlehem bezoeken en ook enige plaatsen waar Maria op haar
vlucht naar Egypte overnacht heeft (nrs. 303-311).
Overal wil Hij de mensen onderrichten en ook zieken genezen en
dan op zijn terugweg voorbij de doopplaats gaan.
(Zulke vooruitzichten leest K., zoals zij eens zegde, in de wil van
Jezus).
Daar in het land is het nu nevelachtig (cfr. fasc.2, nr. 60, voetnoot
128) en tamelijk koud (fasc. 10, nr. 268). Ik zie menigmaal
sneeuw en ijzel in de diepe dalen liggen, terwijl aan de zonnekant
alles nog groen en aangenaam is. Ook hangen overal nog
vruchten, waarvan de Heer en de leerlingen onderweg aten.
Jezus bezoekt nu geen steden, omdat men daar reeds overal de
mond vol heeft van zijn doop, van de omstandigheden die hem
vergezelden en van de woorden of het getuigenis van Joannes;
vooral in Jeruzalem wordt daar veel over gesproken.
Pas na zijn terugkeer uit de woestijn (na zijn vasten) zal Jezus
geheel openbaar optreden, beginnend van Galilea (cfr. Lk. 23, 5).
Nu gaat Hij hier alleen rond om uit liefde nog enige
bijzondere mensen tot de doop te bewegen.
Niet gedurig zijn al zijn leerlingen bij Hem; dikwijls zijn er
slechts twee bij Hem. De overigen bezoeken afzonderlijk
verspreide herdershuizen, die van de weg afliggen; zij zetten de
verkeerde meningen der bewoners recht, want dezen hebben zulk
een hoge dunk van Joannes, dat zij menen dat Jezus slechts zijn
helper is; ook noemen zij Hem eenvoudigweg zijn helper. De
leerlingen verklaren hun de verschijning van de H. Geest bij
Jezus’ doop en de woorden die gehoord werden, en zeggen hun
wat Joannes verklaard heeft, ondermeer dat hij slechts de bereider
van Jezus’ wegen is: daarom was het dat hij zo onstuimig optrad
en zich zo onvermoeid inspande; hij bereidde immers de weg die
gereed moest zijn. En zo komen dan de herders en wevers, die in
de dalen hier rondom zo talrijk zijn, tot Jezus en aanhoren onder
Fascikel 11
255
|