Eerst ging Jezus vóór de stad in een omsloten heilige plaats,
waarin men profeten en beroemde leraars liet binnenkomen: hier
was het de plaats waar Josuë aan de kinderen van Israël iets
bekend maakte, wat Mozes vóór zijn dood aan hem en aan Eliëzer
***
Belang van Gilgal kort aangetoond:
-
De Israëlieten hebben er steeds een heilig karakter aan toegekend;
Gilgal was hun als de toegangspoort tot het Beloofde Land.
De heilige stenen werden er tot gedachtenis aan het Jordaanwonder
neergelegd (Jos. 4, 20).
-
Hier bleef het kamp 6 jaren tot het Beloofde Land in bezit genomen was
en tot zijn overbrenging naar Silo in het hart van het Land.
-
De praktijk der Besnijdenis werd er hervat, nadat ze in de woestijn
nagelaten geworden was.
-
Samuel oefende er, zoals in de twee andere heilige steden van
Palestina, Betel en Mizpa, zijn ambt als rechter uit (I Sam. 7, 16).
-
Het bleef eeuwenlang een bedevaart- en offerplaats (Sam. 10, 8; 13, 9).
De besnijdenis was een voorafbeelding en voorspel van het doopsel;
door haar werd men kind van God en lid van het godsvolk; daarom liet
Jezus hier nu officieel, op grote schaal, het doopsel toedienen, dat de
dopelingen, hoewel nog onvolmaakt, door de geschonken vergeving,
tot kinderen van God maakte.
De stenen die eerst in het kamp neergelegd werden op het grondgebied van
Gilgal, ter plaats waar later het dorp Ono ontstond, zal men, misschien nog
onder Josuë (Jos. 4, 20), of later, naar de hoofdwijk van Gilgal, een uur meer
westelijk, overgebracht hebben.
Hier werd dan ook een kerk ter gedachtenis aan het wonder gebouwd. De
laatste opgravingen meenden te kunnen aantonen dat ze vier malen verviel,
of verwoest werd, ook vier malen heropgebouwd werd, zonder ooit een lang
bestaan gekend te hebben (cfr. Suppl. D.B. Nitleh).
Voor de uitgebreidheid van het oude Gilgal pleit enigermate het volgende.
V. Guérin ging van Qasr Jehoed naar Jericho en ontmoette twee tell’s,
allebei tell Djeldjoel geheten met ruïnes waarvan de tweede, naast bij
Jericho de voornaamste waren; ze lagen een kwartier van mekaar (Samarie,
I, 117).
Uit die verspreide ligging volgde ook dat Gilgal lang, zeer lang onvindbaar
bleef.
Fascikel 11
297
|