Satan roemde de hoedanigheden van ieder volk in het bijzonder
en wees bij voorkeur naar een land waar prachtmensen woonden,
die door hun grootte op reuzen geleken, ik meen dat het Perzië
was (waar inderdaad nu nog grote mensen wonen).
Hij raadde Hem boven alles aan zijn leer daar te gaan verspreiden,
niet in dat onbeduidend, onooglijk Palestina.
Dit was een zeer wonderlijk tafereel, men zag zo veel en zo klaar;
alles was zo schitterend en prachtig.
Jezus antwoordde niets dan deze woorden: “Gij zult
God, uw Heer, aanbidden en Hem alleen dienen, wijk
van Mij, satan!”
Op dit woord zag ik satan zich in een onbeschrijflijk gruwelijke
gestalte van de rotsberg wegpakken, in de diepte neerstorten en
verdwijnen als verslond hem de aarde.
Jezus door engelen gediend.
Toen verliet Hem de duivel, en zie! de engelen naderden en
dienden Hem (Mt. 4, 11: cfr. Markus, 1, 13).
346.
Aanstonds hierop zag ik een schaar engelen tot Jezus naderen en
voor Hem neerbuigen; zij namen Hem, ik weet niet op welke
wijze, als op hun handen en zweefden met Hem zachtjes van de
rots naar de spelonk waarin Jezus zijn 40-daagse vasten begonnen
was. Hij werd door 12 engelen nedergedragen, die vergezeld
waren van andere dienende engelen ook in een bepaald getal; ik
weet niet zeker of er in totaal geen 72 engelen waren, maar ik ben
toch geneigd het te geloven, want de gehele tijd herinnerde de
voorstelling mij aan het getal apostelen en leerlingen.
Fascikel 11
363
|