lamp; ook was er een luik in het dak dat geopend kon worden.
Vóór de lamp stond een soort van smalle tafel (of bidbank), zoals
een communiebank bij ons, waartegen zij onder het bidden
konden leunen. Het was er zeer stemmig en net als in een kapel.
De grijsaard leidde Jezus daar binnen en toonde Hem waar zijn H.
Moeder gerust had en waar zijn grootmoeder Anna geslapen had;
inderdaad, ook deze was hier gekomen, toen zij na Jezus’
geboorte de H. Maagd te Bethlehem bezocht.
De huisbewoners waren op de hoogte van de geboorte van Jezus,
van de aanbidding der H. Driekoningen, van de profetie van
Simeon en Hanna in de tempel, van de vlucht naar Egypte en van
Jezus’ wonderbaar leraren als twaalfjarige knaap in de tempel.
Zij hadden ook verscheidene van die gebeurtenissen in hun bid-
plaats met gebeden herdacht en van het begin af trouw geloofd,
gehoopt en bemind. Zij vroegen Jezus, zoals naïeve landelijke
mensen, wat er nu aan de gang was, wat er te gebeuren stond; dat
te Jeruzalem onder voornaam volk het gerucht in omloop was dat
de Messias verschenen was, die als koning van de Joden het rijk
zou herstellen en hen van het juk der Romeinen bevrijden.
Mogen wij ons daar werkelijk aan verwachten? vroegen zij.
Jezus verklaarde hun alles in een parabel van een
koningszoon die door zijn vader uitgezonden wordt
om zijn troon te beklimmen, het heiligdom te
herstellen en zijn broeders van het juk te bevrijden;
maar dezen zouden de Zoon niet erkennen; zij
zouden Hem integendeel vervolgen en mishandelen.
Doch Hij zou verheven worden (cfr. Joa. 12, 32-34), en
allen die zijn geboden onderhouden, tot Zich trekken
in het Rijk van zijn hemelse Vader.
Er gingen vele mensen met Jezus de bidplaats binnen, en, als ik
het goed voorheb, heeft Hij er een toespraak gehouden. Ook
heeft Hij, gedurende zijn verblijf hier, zieken genezen;
de oude herder bracht Hem bij een buurvrouw, die sedert lange
Fascikel 11
260
|